niets te haaien was, zoo min als op het eiland,
dat geene haven had , keerden wij naar boord,
en , de floepen ingeheist hebbende, ftevenden
wij W, Z. W. Ik heb op zijne plaats vergee-
ten te zeggen dat wi j, een weinig voor wij aan
deeze Jaatfte plaats kwamen, aangelegd hebbende,
drie of,vier van ons op de rotfen klommen,
daar wij het land bevonden, even als te vooren,
enkel uit koraal-klippen te beflaan, geheel met
ftruiken overgroeid, zoo dat het naauwlijks magelijk
was in hetzelve doortedringen, en dat wij
wederom in de floep gongen , met voorneemen
Om onmiddelijk weder naar boord te roeijen, tot
wij de karlos zagen; wij wierden naar die plaats
gelokt doordien enige van ons zig verbeeldden
Onig volk te hooren.
Het gedrag en het voorkoomen van deeze
eilanders deeden mij hun eiland Wildm Eiland
CSavage hland') noemen. Het ligt op 190 \
Zuider Breedte, en op 169° 37' Wester Lengte,
Het is omtrent elf mijlen in omtrek , rond van
gedaante , en van eene goede hoogte, en het
heeft diep water tot digt aan deszelfs kusten. De
geheele zee-kust, en zoo verre wij binnen ’slands
zien konden is geheel met boomen en heesters be-
dekt, onder welke enige kokosnooten - boomen
waren; maar wat de binnenlanden voorthrengen,
Weeten wij niet; als wij naar de kanten moeten
pprdeelen, kan het niet veel we?en$ want hetgeen
wij ’er van zagen beltond enkel uit koraal-klippen
, geheel met boomen en ftruiken overgroeid.
Daar was geen plekjen grondste zien, en de rotfen
voorzagen de boomen alleen van vogt. Zoo
deeze koraal - rotfen eerst in de zee door dieren
gevormd zijn, hoe zijn zij dan tot zulk ëene hoogste
kunnen opgehoogd worden? Is dit eiland door
eene aardbeeving opgeworpen ? Of is de zee er
van afgeweken? Enige natuurkundigen hebben
de vorming van laage eilanden, gelijk in deeze
zee zijn, gezogt te verklaaren; maar ik weet niet
dat ’er iets gezegd zij van de hooge eilanden, of
van zulke als waarvan ik nu fpreek. Op dit eiland
zijn niet alleen de losfe Hukken rots, die de oppervlakte
bedekken , maar ook de klippen, die
de kusten bezoomen, van koraal - Heen, welken
het aanhoudend flaan der golven tot eene menig-
_te verfchillende merkwaerdige fpelonken gemaakt
heeft, van welke enige zeer groot zijn; het dak^
of het bovenlte van de rots, wordt door pijlaaren
ondefftut , welke de fchuimende golven tot me-
nigerleie gedaanten gevormd, en nog merkwaerdi-
ger gemaakt hebben dan de holen zelve. In een
derzelve zagen wij dat het licht kwam door een
gat in den top ; op eene andere plaats zagen wij
dat het geheel dak van eene van deeze fpelonken
ingezonken was, en van boven eene valei gevormd
had, die veel Jaager lag dan de omliggende
rocfeo»