
mee den man mede, en wierd in een groot huis
gebragr, daar het opperhoofd en verfcheiden andere
perfoonen van rang in raadsvergadering zaten
, voor zoo veel ik verftaan kon. Na dat ik
gezeten was en ’er enige gefprekken onder hen
'gevoerd waren , deed o r e e eene redenvoering
en wierd door eene andere beantwoord. Ik ver-
ftond niets meer van eene van beiden, dan even
zoo veel om te weeten dat het den diefftal betrof,
die daags te rooren begaan was. Toen begon
het opperhoofd mij te verzeekeren dat noch
hij , noch ieinand daar tegenswoordig die de
voornaamfte hoofden uit den omtrek waren) ’er
de hand in gehad hadden, én hij verzogt mij alle
degeene, die ’er handdaadig aan waren, met de
fnaphaarien te dooden», Ik verzeekerde hem dat
ik overtuigd was dat noch hij, noch die daar tegenswoordig
waren in het geheel in de zaak betrokken
waren, en dat ik met dieven, of andere,
die aan diergelijke misdaaden fchuldig waren,
zoude handelen gelijk hij begeerde. Toen ik
vroeg waar de dieven waren, en verzogt dat zij mij
hen brengen zouden, opdat ik met hun handelen
zoude gelijk hij gezegd had, antwoordde hij dat
zij naar het gebergte gevlugt waren , en dat hij
hen niet krijgen konde. Of dit de waarheid ware
dan niet, zal ik niet op mij neeraen te beflisfen.
Ik wist wel dat ik hen door zagte middelen niet
zou
zou doen overleveren, en ik had geen voorneemen
andere te beproeven. Dus bleef de zaak fteeken
en de vergadering ftond op.
In den avond gongen enige van onze heeren
naar de vertooning van een tooneelfpel. Het ftük
verbeeldde een meisjen, dat met ons van Otahiti
vlugtede, hetwelk enigermaate de waarheid was,
alzoo eene jonge vrouw bij ons aan boord was ge-
koomen, om mede naar Ulietea overtefteekeri \
zij was juist tegenswoordig bij het verwonen van
haar eisen geval, dat haar zoo fterk aandeed, dat
onze heeren veel moeite hadden om haar overte-
haalen het ftuk ten einde re zien, of zig van traa-
nen te onthouden , terwijl het gefpeeld wierd.
Het fpel befloot met het onthaal, dat zij onder-
fteld wierd van haare vrienden bij haare terugkomst
te ontvangen en dat niet zeer gunftig was.
Dit volk kan in hunne fchouwfpelen kleine ftuk-
jen's voor de vuist verwonen, als zij ’er gelegenheid
toe zien. Kan men dan niet met reden on-
derftellen dat het tot befchimping van het meisjen
gefpeeld wierd, om andere aftefchrikken van haare
voetftappen te volgen?
In den morgen van den agttienden kwam oree
aan boord met een gefchenk van vrugten, bleef
bij ons het middagmaal houden, en verzogt in den
agtermiddag dat hij enige ftukken gefchut mer
fcherp mogt zien affteeken, waarin ik bewilligde.
De reden van dit verzoek was dat hij van oed i-
DEB