kust enige mijlen langs gevaaren wapen, zonder
pene leevende ziel te zien, of eene goede plaats
daar wij landen konden, te vinden, kwamen wij
eindelijk voor een lmal ftrand , waarop vier kanos
lagen. Hiér landden wij door mjddel van een
kreekjen, dat door de platte klippen, die 'er voor
lagen, gevormd wierd, met voorneemen om de
kanos even te bezigtigen, en ’er enige legpenningen,
fpijkers enz. in te leggen , want wij zagen
niemand. De gelegenheid deezer plaats was erger
voor ons dan die van de voorige. Digt aan
zee lag eene platte klip, agter dezelve een fihal
fteenachpg ftrand; dit wierd bezoomd door een’
loodregt rotsachtig klif, ongelijk van hoogte,
welks kruin met ftruiken bedekt was ; twee diepe
fmalie openingen in het klif fcheenen eetie ge-
naeenfchap in het land te openen, In of voor eene
van deeze lagen de vier kanos, naar welke wij
gongen zien ; maar ik zag dat wij, dit doende,
zouden bloot ftaan voor eenen aanval van de inboorlingen
, zoo ’er enige waren, zonder ia eenen
ftaat van tegenweer te zijn. Om dit zoo veel mogelijk
was voortekoomen , en om, in geval van
eenen aanval, zeeker te zijn van eene wijkplaats,
beval ik dat de manfchappen zig op de rots in
flagorde zouden ftellen, van waar zij de hoogten
^verzien konden, terwijl ik roet vier van de heelden
naar de kanós gong. Wij waren daar Hechts
weinige minuuten geweest, wanneer de inboor*
lingen, ik kan niet zeggen hoe veêle, uit het
bosch door de opening naar beneden op ons aan-
ftormden. De poogingen , die wij deeden om
hen tot eene onderhandelifig te brengen, waren
vrugtloos , want zij kwamen met de woestheid
van wiide beeren op ons aan, en wierpen hunne
fchichten. Twee of drie fnaphaan- fchooten, in
de lucht gedaan, beletteden niet dat een van hun
nog meer naderde, en nog eene fchicht, of liever
eene fpeer wierp., die digt over mijn’ fc houder
vloog. Zijne kloekmoedigheid zou hem zijn leven
gekost- hebben, zoo mijn fnaphaan nier geketst
hadd’ , want ik was geene vijf fchreden van
hem af, toen hij zijne- fpeer wierp, en ik wilde
hem dood fchieten om mijzelven te redden. Nar
derhand was ik blijde dat het aldus was uitgevallen.
Op dit tijdllip begon ons volk op de rotfen
op andere te vuUren, die zig op de hoogten vertoonden
, dat de drift van die, met welke wij t©
doen hadden, wat verkoelde, en ons tijd gaf ons
bij ons volk te voegen, wanneer ik met fchieten
liet ophouden. De l.aacfte losbranding deed alle
de eilanders in de bosfcben vlugten, waaruit zij
niet weder kwamen, zoo lang wij daar bleeven*
Wij wisten niet of ’er enige gekwetst wären.; (5 j)
Het was aanmerklijk dat’ ik , toen ik weder bij
ons volk kwam, mijnen fnaphaan in de lucht beproefde,
en dat hij zoo wel afging als pen geweer
doen konde. Ziende dat ’er bij dit volk
H 4 niets