
West-kust van Nieuw - Guinea waargenoomen, Zij
hebben ons veele blijken van fchranderheid gegeeven,
Zoo dat het niet 'zwaar zou zijn hen verder te beT>
fchaaven; een eergierig man uit hun midden zou
het, mijns bedunkens, fppedig ter uitvper kunnen
Brengen,
AAN«
m m m b h
AA,N T E K E N I N G E N
O P H E T
V IE RD E H O O FD STUK .
JBladz. 169 ( i ). Ambryirf , op welke de vuur-
fpuuwende berg is, fchijnt meer dan twintig mijlen in
omtrek te hebben. Paoom, de hooge Piek, die ten
duiden ligt, is niet groot, maar wij ontdekten niet
of het land, dat wij te vooren ten Westen van den-
2elven zagen, ,’er aan vast zij; als men onderftejt dat
die twee landen maar een eiland uitmaaken, is de omtrek
niet meer dan vijf mijlen.
Bladz. 171 (2,). Eene fraaije papegaai van de
Sociëteit - Eilanden, een zeer klein ftukjen van dien
visch opgegeeten hebbende, ftierf des anderendaags.
Ons fchip geleek een hospitaal. Z ij, die door den
braasfem vergiftigd waren, waren nog in eenen deerlijken
toeftand; zij hadden nog fnijdingen en fcherpe
pijnen in hunne beenderen, duizelingen en zwaarte
in het hoofd over dag, en des nagts, als zij in de
warmte van het bed kwamen, vermeerderde de pijn en
belettede hen te flaapen. Zij kwijlden fterk; zij vervelden
over het geheel lighaam en zij kreegen puisten
op de handen. Die minder pijn leeden waren minder
zwak en kroopen op het dek, aan geraamten
gelijk. Geen der luitenants kon den dignst verjigten,
Aa 5 De