
 
		naar  de  oostlijke  zee-kust,  om  de  (trekking  van  
 Annattom  en  Erronan  of Foottoona  te  zien.  De  
 gezigt-einder  was  zoo  dampig,  dat  ik  geene  van  
 beiden  zien  kon;  maar  een  van  de  inboorlingen  
 gaf mij ,   gelijk  ik  naderhand  bevond,  derzelver  
 waare  (trekking.  Wij  merkten  op  dat  in  alle,  
 o f de  meeste  van  hunne  fuiker - plantagieën,  holen  
 of putten  gegraaven  waren,  vier voeten  diep,  
 en  vijf  of  zes  in  middellijn,  en  ,  toen  wij  naar  
 derzelver  gebruik  vroegen,  gaf men  ons  te  verdaan  
 dat men  ’er  rotten  in  vong.  Deeze  dieren,  
 die  zeer  fchadelijk  voor het  fuiker- riet  zijn,  worden  
 hier  in  groote  menigte  gevonden.  Het  fuiker 
 riet  was,  naar  ik  merkte,  zoo  digt mogelijk  
 rondom  de randen  van  deeze putten  geplant,  zoo  
 dat  de  rotten  ,  als  zij  aan  dezelve  koomen,  er  
 des  te  gemakkelijker  invallen. 
 Den  volgenden  morgen  vonden  wij  dat  de  
 roerpen  in  den  kop  van het  roer  gefprongen was,  
 en,  door  een  vreemd  verzuim,  hadden  wij  geen  
 nieuwe  in  voorraad  aan  boord,  dat  wij  niet  wisten  
 dan  nu wij  dezelve  nodig  hadden.  Ik  kende  
 maar  eenen  boom  in  de  nabuurfchap,  die  goed  
 voor dat oogmerk  was;  ik  zond  den1  timmerman  
 naar  land om  denzelven  te  bezien,  en  eenen  officier  
 met enig volk  om  hem  te vellen,  als  hij daartoe  
 verlof van  de  inboorlingen  konde  bekoomen,  
 en  zoo niet,  had hij  last mij  ’er kennis  van  te gee-  
 ven.  Hij  verftond dat  niemand  ’er iets  tegens  had, 
 en  zettede  diesvolgens  het  volk  aan  het  werk.  
 Doch  alzoo  de  boom  groot  was,  vereischte  dit  
 enigen  tijd,  en,  voor  hij  gevallen  was,   bragt  
 men  mij  bericht  dat  onze  vriend  p a o  w a n g   ’er  
 niet  mede  te  vreden  was.  Hierop  beval  ik  dat  
 men  zou  uitfcheiden,  naardien  wij  bevonden  dar,  
 als  wij  een  ftuk  aan  het  binnen-eind  van  de  roerpen  
 laschcen,  en  het  verder  in  den  kop  van  het  
 roer inftaken,  zij  nog  dienst  konde  doen.  Dan,  
 alzoo  het  nodig  was  eene  in voorraad aan boord  te  
 hebben,  gong  ik naar land,  zond om  p a o  w a n  o ,  
 fchonk  hem  eenen  hond  en  een  ftuk  doek,  en beduidde  
 hem  toen  dat  onze  groote  ftuur - roeifpaan  
 gebrooken was ,  en  dat  ik  dien  boom  nodig  had  
 om  eene  nieuwe  te maaken.  Het  was  gemaklijk  
 te  zien  hoe  wel  te  vreden  iedereen  was  met  de  
 middelen,  die  ik  gebruikt  had  om  hem  te  krijgen. 
   Zij  gaven  met  algemeene  ftemmem hunne  
 bewilliging,  waarbij  p a o  w a n g   zig  ook  voegde  
 , dat hij misfchien niet zoude  hebben kunnen doen  
 zonder  de andere;  want  ik weet  niet  dat hij  meer  
 eigendom  of meerder  gezag  hadde  dan  de  vorige. 
   Deeze  zaak  verkregen  hebbende  ,  nam  ik  
 onzen  vriend  mede  naar  boord  ten  eeten ,  en  na  
 den  maaltijd  gong  ik  met  hem  naar  land ,  om  een  
 bezoek  te  geeven  aan  een  oud  opperhoofd,  dat  
 men  zeide  dar  de  Koning  van  het  eiland  was,  
 waaraan  ik  twijfelde.  1p a o w a n g   doeg  weinig  
 nf  geen  acht  op  hem,  Ik  deed  hem  een  gefchenk,