
 
		„   namelijk,  binnen  de  regelen ,  door  Ariftoteles  
 „   bepaald,  blijven  Zal;  en  dë  Heer  Pope  zelf,  
 ,,  die  zoo  groot  eeri  verdediger  van  dien  dichter  
 „   is,  erkent  dat  zij  verbaazende  zijn.  Maar  ze*  
 „   dert  ik  gezien  heb wat  dit volk met  hunne  hou-  
 „   ten  fpeeren;  die  nog  flegt  gefcherpt,  en  niet  
 „   zeer  hard  van  ftof  zijn  ;  doen  kan  ,  heb  ik  
 4,  niets  tegens alle  de  plaatfen  bij  deezen  grooten  
 ,,  dichter ;  daar  van  dezelve  gefprooken  wordt.  
 „   Doch  ,  zoo  ik  minder  tegenwerpingen  z ie ,  
 ,,  kan  ik  nn  oneindig  meer  fchoonheden  in  hem  
 ,,  befpeuren; want hij  heeft  naauwlijks  eenédaad,  
 „   omftandigheid  of  befehrijving,  tót  eene  fpeer  
 3,  betreklijk*  die  ik  onder  dit volk  niet gezien  eii  
 herkend  heb  ,  als  derzelvef  draaiende  bewee-  
 ,,  ging  en  fluitend  geruiseh,  terwijl  zij  door  dé  
 „   lucht  vliegen,  derzelver  drilling,  als  zij,  val-  
 3,  lende  ,  in  den  grond  fteeken;  hun  mikken  op?  
 het  doel,  als  zij  gaan  werpen  ,  eh  het  fchud-  
 den  van  dezelve  in  hunne  handen,  terwijl  zij  
 ,,  voortgaan,  en  diergelijke;” 
 Van  hunne  kookerij weet  ik  niets  meet  dan  dat  
 zij  in  bakken  eh  braadeh  beftaat,  want  zij  hebben  
 geen  vat,  Waarin water kan  gekookt worden.  Ik  
 weet ook  niet dat  zij  enig  ander  vogt  bezitten  dah  
 water,  en  het fap uit  de kokosnooten  ( 8 ) . 
 Van  hunnen  godsdienst  weeten  wij  volflreks  
 niets,  en  maar  weinig van  hunne  regeering.  Zij  
 fehijnen  opperhoofden  te  hebben 5  men wees  ons 
 éen 
 ten minften enige  onder dien tijtel;  maar  zij fcheé-  
 nen *  gelijk  ik  reeds gezegd  heb,  zeer  weinig  gezag  
 over  het  overige  des  volks  te  voeren.  Dë  
 oude  g e o g y   was  de  eenigfte  ,  op  welken  heè  
 volk enig acht  floeg;  dan o f zulks om  zijnen  rang,  
 of om  zijne  hooge  jaaren  gefchiedde,  kan  ik niet  
 zeggen.  Ik  heb  bij  verfcheiden  gelegenheden  
 de  oude  lieden  zien  eerbiedigen  en gehoorzaamem  „  
 Onze  vriend p a o  w a n g   wierd gehoorzaamd,  en  
 egter hoorde  ik  hem  nooit  opperhoofd  noemen,  
 en  ik  heb  veel  reden  om  te  denken  dat  hij  geen  
 reeht  op  enig  meerder  gezag  hadde  ,  dan  veele  
 van  zijne nabuuren,  en  dat  weinige,  zoo  al  enige  
 ,  verplicht  waren  hem  te  gehoorzaamen,  of  
 iemand anders  in  onze nabuurfchap;  want zoo  ’er  
 zoo  iemand  geweest  ware,  zoudén  wij  het voor*  
 zeeker,  op  de  eene  o f andere  wijze,  geweetén  
 hebben.  ( 9 )   Ik  noemde  de haven Refolutie*Ha*  
 V e n ,  naar  den  naam  van  het  fchip,  dat  het eerst  
 Was,  hetwelk  ’et  ooit  inkwam.  Zij  ligt  aan  dé  
 noord*zijde  van  den  oostlijkften  hoek  van  het  
 eiland,  en  omtrent  ten  O.  N.  O.  van  den  brandenden  
 berg,  op  de  Zuidef  Breedte  van  19"  3a'  
 25" § ,  en  op  de  Ooster Lengte  van  169°  44'  35'j  
 Zij  is  niet  anders  dan  eene  kleine  kreek,  die  drié  
 vierde  van eene  Engelfché mijl  Z.  ten  W.  §  W.-  
 inloopt,  en  omtrent half zoo  breed is.  Eene  bank  
 van zand  en  klippen,  die  aan  de  oost-zijde  ligt,  
 maakt haar  nog  fmaller.  De  diepte  is  in  de  havess