
en hen misfchien geleerd hebben dat vuurwapenen
zulke verfchriklijke dingen niet waren dan
zij meenden. Zij kenden hunne meerderheid door
hun grooter getal zeer wel, en men kon niet wee-
ten wat eene verwoede menigte zoude hebben
kunnen uitrigten.
-j* «5.
*
d e r D
E R T IEND E HOOFDSTUK.
Toebereidzelen om het Eiland te verlaaten. Tweede
fchouwing van de vloot. Voorvallen. Aanmerkingen
over het Eiland, deszelfs zee-macht
en volkrijkheid.
X n den morgen van den elfden Mey wierd ons van
alle kanten een zeer groote voorraad van vrugten
aangebragt. Een gedeelte kwam van t o w h a den
Admiraal, en wierd, als gewoonlijk, door zijne
bedienden gezonden, met last om ’er niets voor
aanteneemen. Maar hij verzogt mij dat ik hem
zelf te Attahourou zoude gaan bezoeken, naardien
hij ziek was en niet bij mij kon koomen. Alzoo
ik deeze reis niet wel konde onderneemen, zond
ik OED iDEE met t o w h a s bediende mede, mee
een gefchenk , evenredig aan dat, hetwelk mij
op zulk eene vriendlijke wijze van zijnentwege
was ter hand gefield. Vermits het voornaamfte aan
het fchip nu ten naasten bij herfleld was, befloot
ik Otahiti in weinige dagen te verlaaten en gaf
dierhalven last dat alles van land zoude gehaald
worden, opdat de inboorlingen zien zouden dat
wij op ons vertrek ftonden/
Den twaalfden kwam de oude o b e r e a , de
vrouw, die, toen de Eolphyn in het jaar j767
D 3 hier