tiaar Otahiti te fpoedén , om dat eiland niet wedef iê
verlaatenj Hij wilde egtef gaerne met ons naar En«
geland gegaan zijn, als wij hem Hechts de geringde
hoop hadden kunnen geeven dat wij nog eens weder
naar de Zuid-zee zouden keeren t, doch», daar ka*
pitein c o o k hem uitdruklijk het tegendeel Verzee-
kei'd had, wilde hij liever het genoegen misfen van
ons waereld-deel te zien dan zig voor altoos van zijn
geliefd vaderland fcheiden. En in waarheid, als men
bedenkt wat zijn landsman o m a i bij ons geleerd
heeft , was het voor het hart en de zeden Van onzen
onverdorven vriend voorzeeker het voordeeligfte dat
hij terug bleef. De pragt van Londen heeft hij nu
Wel niet leeren kennen , maar daarvoor zijn hem ook
alle de gruwelen der zedenloosheid onbekend gebleven,
welke de grootfte hoofdfteden van Europa doorgaans
met elkanderen gemeen hebben.
B la d z . ioo (6 ) . De arme Towtows, die in gr o ofte
menigte om ons heenen ftönden , moesten toezien ,
want voor hun bleef geene beet overig. Onder alle
de aanfchouweren waren o r e os vrouw en dogter
de eenigftë die iets bekwamen, en beiden wikkelden
hunne portieën zorgvuldig in bladeren, om die op eene
afgezonderde plaats op te eeten* Hier fcheen het
dat de vróuwen mogten eeten hetgeen door ittannen
toebereid en uitgedeeld wierd; doch bij andere gelegenheden
was het ons voörgekoomen als of Zekere
lieden niet eeten mogten dat door deezen of geenen
perfoon in de familie aangeraakt was geworden. Wij
kunnen egter niet eigenlijk bepaalen naar welke regelen
zij zig in dit Huk fchikken. De Tahitiers zijn on-
dertusfchen het eenigflre volk niet, bij welk de vrouwen
afzonderlijk van de mannen eeten $ deeze gewoon
«
Woohtë is bij enige natieën onder de Negers, gelijk
ook bij de inWoonerën Van Labrador ingevderd. Bij
de OtahiiiefS kan die gewoonte niet fpruiten uit
verachting voor de VrdüWen, gelijk bij deeze laatfte
volkeren, en moet düs eene andere oorzaak hebben,
die men, bij haaiiWkeuriger waarneemingen, in het
vervolg-wel Zal ontdekken»
De kapitein had de voorzorg gebruikt enige fles-
fchen brandewijn niedetebrengen, die, met watef aan*
gelerigd, den zoo geliefden di'ank van de Éngelfche
matroozeri, grog genoemd, uitniaakt. De Arreoys
en andere Voofnaartié Indiaanen vonden dit mengzel
fterk, en bijna even zoo zeef naar hurtnen fmaak als het
peper-water; Zij dronken dan Wakker fond en zette-
den ’er nog enige glazen brandewijn op, die hun zoo
wel fmaakten, dat zij Weldra naaf eene rustplaats
tnoeften zoeken en uitflaapen*
■ Bladz. ï'03 (? ) . Ónder de bewöoherëri dér Socie*
teit-Eilanden zijn hier en daar enige perfoonen, die
in de overleveringen, in de fabelkunde, en in de fter-
tekunde hunner natie bedréven zijn. o èd id e e had
dikwijls op hen, als de geleerdfte zijnef landslieden ,
geroemd, en hen Tata -v - Rerro genoemd, dat mep
bijna kan oVerZetten met dén naam vaii Leeraars*
Na dat wij ’er lang op uit wafen geweest eenen zoo-
danigen man te leereri kennen, vonden wij eindelijk
hier, irt het diftfiél Humanehö, eenen bevelhebber, dié
TootAVAÏ hetede, en die deezen tijtel voerde. Het
'deed ons te meer leed hem niet eefdef uitgevonden
te hébben, omdat ons vertrek zoo na op handen
-Was. Óndeftusfchën befteedde mijn vader nög de
laatfte ©ogenblikken voor ons vertrek öm een zoö ge-
wigtig onderwerp te onderzoeken.
VI. Deel. Y pe