geeven \ maar daarvoor Honden zij ook niet, maar fpra*
ken het, reeds de eerde reis, zonder moeite en zonder
gebtek, tilt. Naauwlijks hadden wij hun de, naa-
men van onze getallen voorgezegd, of zij herhaalden
die zeer foei op de vingeren, in kort, dat hun aan
, Sighaarolijke fchoonheid ontbrak wierd door hunne
jfcherpzinnrgheid rijklijk vergoed.
Toen zij ons vergiftigde pijlen verkogten, waar-
fchuwden zij ons de punten zelfs niet met de vingeren
aanteraaken, alzoo de geringde kwetfing met dezelve
doodlijk was , daar men integendeel met de andere
zelfs door den arm kon gefchoten worden, zonder
in levensgevaar te geraaken. Als wij, onaangezien
deeze waarfchuuwing, de punt wilden bevoelen ,
en met den vinger beproeven of zij fcherp waren,
trokken,zij ons uit goedaartige bezorgdheid den arm
altijd terug, als of zij ons voor een zeeker gevaar
moeden behoeden.
Bladz. 167 C10). Wij vonden geene nieuwe planten
aan den zoom van het drand , daar ons volk hout
hakte; maar een groot boseh was aanloklijk voor
natuurkundigen ; wij vonden ’er twee nieuwe planten
in, en zouden ’er misfchien nog meer gevonden
hebben, zoo wij niet, op het verzoek van de inboorlingen,
terug gekeerd waren. ■ Verfcheiden deezer In-
diaanen hadden kleine bundels van een zeker kruid
aan de armen hangen, dat tot een nieuw gedacht behoort,
dat wij Citodia genoemd hebben ( * ) en wel»
rie-
( * ) Ziet f oks ter Charafteres Generum Plantarutn
n&vorum, in infulis maris auftralis tiuperrime dete£le>‘
rum, Lond* & Berlin. in maj.
fiekende bloemen draagt; Enige lieten ons toe hun
dezelve af te neémen, om het gewas te onderhoeken;
inaaf andere rukten ons die weder uit de handen,
Cn wierpen die met een gelaat Van ongenoegen weg,
als of ’er iets verdagts of van flegte beduidènis agtef
dake. Wij hebben de Zaad-korrels dikwijls geproefd
en vail eeneri aangenaamen fpecerijaéhtigen fmaak gevonden
, èn ’er Ook geen ongemak van befpeurd, zoo
dat deeze plant onmogelijk vergiftig of der gezondheid
nadeelig zijn kan. Waarom zij ons deZelve dan
üit de handen rukten kan ik niet begrijpen, tenzij
dit kruid misfchien voor een teken van vijandfchap, of
üitdaaging Wordt gehouden, gelijk men verfcheiden
andere planten voor vredes of vriendfchaps-tekenen
aanzieti
De vrouwen, welke wij oftdet dat volk zagen, waren
klein van geftalte en lelijker dan alle andere, dié
Wij in de Zuid-zee gezien hadden. De völwasfene,
Welke denklijk de getrouwde Waren, droegen korte
Hukken doek of matwerk 4 die haai* van de heupen tot
t)p de knie hederhöngen. De andere droegen enkel
een köoi*d om het lijf, aan Welkeen ftró-wis gebonden
waS, in plaatfe van een fchortjen; de kinderen
liepen, zonder öndeffcheid van gellacht, naakt, zoo
Zij onder de tieii jaaren Waren.- Van deeze Wouwen
hadden enige zig het hair met geele poeder van cur-
cuma gepoederd; andere hadden ’ef zig het gezigt,
tn nog andere het gantfehè lighaam mede befïreken,
dat tegehs de donkere kleur van haare huid lelijk af»
ftak. Dit zal hier te land voor iets fraais gehouden
Wordeii, want der menfchen fmaak verfchilt in het
oneindige. Dit geel blanketzel, als ik het zoo noe-
Inen mag, maakte allen den opfchik van de vrouwen
hit; wij Zagen ten minften geen eene eenige, die oor-
Aa a rin