
 
		het  eind  van  een  touwtjen,  omtrent  drie  of  vier  
 duimen  lang,  van  de  fterke  buitenfte  vezelen  van  
 de kokosnoot  gemaakt,  en zoo  ftijf gevlogten,  dat  
 het  als  een  ijzerdraad  i s ,  hetwelk  dan  tot  een  
 handvat van  de  bos  dient.  Dus  opgemaakt  zijnde, 
   worden  zij  gebruikt  als  zinnebeelden  van  de  
 jEatuas  of Godheden,  in  alle  hunne  godsdienfti-  
 ge  plegtigheden.  Dikwijls  heb  ik  hen  eene  van  
 deeze bosfen ,  en  fomtijds Hechts  twee  of drie  vederen, 
   tusfchen  den  voorften  vinger  en  den  duim  
 zien  houden  ,  dn  dan  een  gebed  opzeggen,  van  
 (  hetwelk  ik  geen  woord  verdaan  kon.  Al  wie  
 naar dit  eiland  koomt  zal  wel  doen  zig  van  roode  
 vederen  ,  de  fraaïiie  en  kleinfte  die  te  krijgen  
 zijn,  te  voorzien.  Men  moet  ook  eenen  goeden  
 voorraad  van  groote  en  kleine  bijltjens  ,  groote  
 fpijkers,  mesfen  ,  fpiegeltjens,  glazen - koraalen  
 en  diergelijke  medeneemen.  Lakens  en  hemden  
 zijn  ookzeer gezogt,  bijzonderlijk  bij  de  juffers,  
 gelijk  veele  van  onze  officieren  bij  ondervinding  
 wisten. 
 De  twee  geiten,  welke  kapitein  f u r n e a u x ,  
 toen wij  laatst  hier waren,  o t  00  fchonk,  fchee-  
 uen  wel  te zullen  beantwoorden aan  het  oogmerk,  
 waartoe  zij  aan  land  gebragt waren.  De  geit  had  
 kort  daarop  twee  jongen  geworpen  ,  zijnde  beiden  
 geitjens,  die  nu  reeds  zoo  groot  waren,  dat  
 zij  welhaast weder konden  voortteelen,  en  de  oude  
 gek  was  weder  met jong.  Het  volk  was  ’er zeer 
 büjblijde  
 mede,  en  zij  fcheenen  het  ook  zeer wel  te  
 hebben,  want  zij  zagen  ’er  uuneemend  wel  uit.  
 Wij mogen dan met grond hoopen dat dit  volk, binnen  
 korte  jaaren,  enige  voor  hunne  nabuuren  
 zal  kunnen misfen,  en  dat zij zig,  dus  doende, met  
 den  tijd  over  alle  de  eilanden  in  deezen  oceaan  
 zullen  verbreiden.  De  fchaapen,  die  wij  er ge-  
 laaten  hadden  ,  ftierven  kort  daarop  ,  uitgezonderd  
 een,  ’t  welk  wij  vernamen  dat  nog  in  het  
 leven  was.  Wij  hebben  hen  ook  van  katten  voorzien  
 ;  wij  hebben  ’er  niet  minder  dan  twintig  op  
 dit eiland  weggegeeven,  behaiven  die,  welke  op  
 Ulietea  en  Huaheine  gelaaten  wierden. 
 4   4 
 V E E R -