24<> lAug. 1774] R Ë I Z Ë R O N D OM
de meeste klein , uitgezonderd het Zuidlijkst,
hetwelk ik , naar deezen dag, St. Bartholomeus
Eiland noemde. Het is zes of zeven mijlen in
omtrek grootten maakt den N. O.punt van boug
a i n v i l l e s doortogt. Op den middag begon
het koeltjen te verflappen. Wij waren op deezen
tijd tusfehen twee en drie Engelfche mijlen van
laad/ en namen hoogte op 150 23', terwijl het
Lazarus - Eiland van O. ten N. tot O. ten Z,
zeven mijlen van ons lag, en eene hooge groote
Kaap, aan welke de kust, waarop wij waren,
fcheen te eindigen , N. N. W* i W. tien of
elf mijlen van ons; maar uit den top van de
mast konden wij land in het Oosten zien. Dit
hielden wij voor een eiland, en het lag N. ten
W. i W.
N. N. W. voqrtzeilende , langs eene fraaie
kust, met bosfchen bedekt, befpeurden wij laag
land, dat zig uitftrekte van de groote Kaap haar
het voorgemeld eiland, maar zig niet aan hetzelve
fcheen te voegen. Mijn voorneemen was het
kanaal door te vaaren $ maar de nadering van den
pacht deed mij van hetzelve afzien , en buiten het
eiland om ftuuren. In den agtermiddag voeren
wij voorbij enige kleine eilanden, 1 onder den wai
liggende, en zagen enige vooruitfteekende punten
van ongelijke hoogte, zonder dat wij egter
in ftaat waren te bepaalen, of zij al dan niet aan
het groot land vast waren. Agter dezelve was
eene
DE WAERELD. | 1774] 247
eene keten heuvelen, die in eene groote kaap eindigde.
Op fommige plaatfen was de kust Heil,
en daar waren witte vakken , die wij voor krijt
aanzagen. Ten tien uuren , het eiland dat over
de Kaap ligt, ten einde zijnde, minderden wij zeil
en bragten den nacht door met korte gangen te
doen.
Den vijf en twintigften , met het aanbreeken
van den dag, waren wij aan de Noord- zijde van
het eiland (dat van eene middelmaatige hoogte,
en drie mijlen in omtrek isj) en Huurden Westwaarts
naar de groote Kaap langs het laag land,
dat onder dezelve lag. Bij het opgaan van de
zon kreegen wij eene hooge kust voorbij de groote
Kaap in het gezigt, die zig Noordwaarts uitftrekte
tot N. W. ten W. Na dat wij de Kaap
omgezeild waren, vonden wij die het land Zuidwaarts
ftrekte, een weinig Oostlijk , en eene
breede diepe baai vormde , die in het Westen
door de zoo even genoemde kust begrensd wierd.
Alles liep te zaamen om ons te doen gelooven
dat deeze de baai van St. Philip en St.Jago ware.,
door q u i r o s in het jaar 1606 ontdekt. Om
dit uittemaaken, was het nodig die nog verder op
te ftevenen, want nu zagen wij ’er geen eind aan#
Den wind Z. zijnde, moesten wij laveeren en fta-
ken eerst over naar den Wester - wal, van welken
wij op den middag nog drie Engelfche mijlen verwijderd
waren, wanneer wij ons op 140 55' 30" Zui-
Q 4 der