
 
		mij  lieten  gaan,  wilden  zij  egter niet  dat wij  van  
 meer  andere  zouden  gevolgd worden.  Deeze  buizen  
 gekeken  enigzints  naar  die  van  de  andere  
 eilanden,  wat  laag  en  met  palmbladeren  gedekt.  
 Sommige  waren  omtuind *  of met  heiningen  van  
 planken  omringd  ,  en  de  ingang  was  door  een  
 vierkant  gat  aan  het  een  eind  ,  dat  nu  gefloten  
 was,  en  zij  wilden  het  niet voor  ons  openen,  oiö  
 ’er ons in  te  laaten kijken.. Daar waren hier omtrent  
 zes  huizen  en  enige  kleine plantagieën,  van wor«'  
 telen  enz*  met riet. omtuind,  gelijk, op de  Vrien*  
 den-Eilandené  Daar  wafen  ook  enige  brood-  
 vrugt -  kokosnooten -  en  plataanen - boomen, maar  
 zij  droegen  weinige  vrugten.  Daar  was  eene  goede  
 hoeveelheid  fraaie  yams  opgeftapeld  op  Hokken, 
   of op  eene  verheven  foort. van  plat,  en  daar  
 liepen omtrent twintig  biggen  en  enige  hoenderei*  
 los  om her.  Na  dat wij  deeze  waarneemingen gedaan  
 hadden,  begaven  wij  ons weder  in  de  floep,  
 en  voeren  naar  den  Z.  O.  hoek  van  de  haven,  
 daar  wij  weder  aan  land  Hapten  en  langs  het  
 Hrand  gongen,  tot wij  de  eilanden  in  het Z.  O .,.  
 van  welke  ik  reeds,gefprooken  heb,  in  het  ge-:  
 zigt  hadden.  Wij  kwamen  nu  de  naamen  van  
 deeze  te weeten,  zoo wel  als  den  naam  van  dat,  
 op hexwelk  wij  wareq.  Dit, noemden  zij  Mallid  
 collo  (  * } ;   hec  eiland,  dat zig  het eerst vertoonde 
 *  over 
 O f  Mallicella.  Sommige  van  ons  volk  fpraken  het 
 M»' 
 bver  het  zuidlijk  eind  van  Ambrym  *  is  Apee  
 genaamd*  en  het  ander*  met  den  berg  4er  op*  
 Paoom.  Wij  vonden  aan  het  Hrand  eene  vrugc  
 als  eèn  oranje-appel*  bij  hen  Abbi-Mord  genaamd  
 ;  doeh  of zij  goed  zij om  te  eeten *  kan  ik  
 niet  zeggen,  alzoó  deeze bedorven Was  (j8). 
 Vervolgens  naar  dé  andere  zijde  van  de  haven  
 overvaarende *  landden  wij  aldaar  digt  bij  enige  
 huizen*  op  uitnodiging  van  enig  volk,  dat  naar  
 het Hrand  af kwam 5  maar wij  waren  ’er nög geene  
 vijf minuuten  geweest *  of zij  wilden  dat wij  weder  
 henen  zouden  gaan.  Wij  Hemden  ’er  in  toe,  
 en voeren de  haven  in *  om  haar  te  peilen,  en naar  
 zoet water  te  zoeken *  van  het welk  wij  nog niets  
 gevonden  hadden  dan  het weinige*  dat  de  inboorlingen  
 hadden  gebragt*  en wij wisten  niet van waar  
 het  gehaald  was*  Wij  Haagden  öök  nu  niet  in  
 onze nafpeuring;  maar  dit  is  geen  bewijs  dat  ’er  
 in  het  geheel  geen  water  zij*  De  dag  was  te  verre  
 verloopen  om  de  plaats  zoo  naaüwkeurig  opte-  
 neemërt ,  dat,wij  dit  met  zeekerheid  zeggen  konden. 
   Den  nacht  ons  genoopt  hebbendé  weder  
 naar  boord  te  vertrekken*  wierd  mij  aldaar  bericht  
 dat  ’er  niemand  naar  het  fchip  gekoomen  
 Was,  zoo  ras was  de  nieuwsgierigheid  van dit volk 
 vol- 
 Manicolo  of Manicola  uit,  en  Zoo  is  hét  ook  gefchrèvèa  
 in  quiros   verhaal,  zoo  als  hét  door d a l r ïm p l ï   vak  
 II,  p.  14Ö.  is;uitgegeévea. 
 VI.  D e e l . L