
 
		in  andere  opzigten moest verloren gaan,  en  losbandigheid  
 en zwelgerij  de  plaats  van  de voormalige kuisch-  
 heid  en matigheid moest  inneemen.  Tegenswoordig  
 zijn de Arreoys onder hunne  landslieden onbetwistbaar  
 de  grootfte  wellustlingen;  maar  dat  zij,  tot bevrediging  
 van hunne  zinlijke  lusten,  op  nieuwe uitvindingen  
 gekoomèn zijn ben  ik niet gewaar  geworden.  Men  
 heeft hun wel  de  haatlijkfte  fbort  van  wellustige  uit-  
 fpatting  te  last gelegd ,  en willen beweeren dat hunne  
 vrouwen  alle  de  medeleden  der  orde  gemeenfchaplijk  
 toebehoorden,  Doch,  om  niet  te  zeggen  dat  èene  
 zulke  Inrichting  in  zig  zelve met  het  karakter deezer  
 natie  ftrijdt,  is ons ook,  toen  wij  ’er uitdruklijk naar  
 vroegen,  het  tegendeel daarvan  verzeekerd geworden.  
 Men  moet  deeze  vertelling  dan  niet  anders  befch ouwen  
 dan  als  eene  enkele  gril  van  zekere  vrolijke  en  
 kortzigtige  reizigers  of reisbefchrijvers,  die  het algemeen  
 wel met  nog  andere  wonderlijke  fprookjensonderhouden  
 hebben.  . 
 De Arreoys zijn gedeeltelijk zoo gehuuwd als  o e d i -   
 d e -e   met-  t o p a r r e e s   dogter,  andere  houden  bij-  
 flaapfters,  Veele zullen zig  ook met gemeene  vrouws-  
 perfoonen  ophouden.  Deeze föort  van  losbandigheid  
 is  egter  niet zoo  ongehoord,  maar  liever onder de be-  
 fchaafde Europeaanen  veel  gemeêner  dan hier.  Zoo  
 men  dan  alleen  daaruit  aanleiding  genoomeif hebbe ,  
 om  de Arreoys te befchuldigen  dat  zij  zig  over en  weder  
 hunne  vrouwen  prijs  geeven,  zou  dit  even  zoo  
 goed  zijn  als of men i  wegens  de  liederlijke  levenswijs  
 van  enkele  Europeaanen,  zoude  willen  beweeren  dat  
 ’er  in  Europa  eene  klasfe  van  lieden  van  beiden  ge-  
 flachten  is,  die  hunne  dagen  in  eene geftadige bevrediging  
 van zinlijke lusten doorbrengen. 
 Van  het  verwijt  van  kinder - moord  daarentegen^ 
 zijn  de  Otahitiers  niet  vrij  te  fpreeken,  hoe  onverklaarbaar  
 het  ook  in  den  eerlten opllag  fchijnen mag  
 dat  eene  natie  van een zoo  zagt,  medelijdend,  en  tot  
 vriendfchap geftemd hart  tegelijk tot de uiterfte wreedheid  
 zoude  in  ftaat  zijn.  Zoo  de  onmenschlijkheid  
 van  den  vader hier  reeds  doet  Adderen,  wat zal men  
 dan  nog van de moeders  zeggen,  wier harten van  natuur  
 en  door  het  inftinét  anders  overal  zoo  teder,  
 zorgvuldig  en  tot medelijden  geneigd zijn?  Den  weg  
 en  de  ftem  der  deugd kan men,  wel  is waar,  maar  al  
 te  ligt  verhaten;  maar  bij  dit  alles  blijft  het  altoos  
 nog onbegrijplijk  hoe  een  volk  dat,  in  al het  andere,  
 zoo  zeer  de  natuur  aankleeft,  tegens derzelver eerile  
 grondwet  handde  en  zig  tegens  eene  zoo  diep  ingeplante  
 gewaarwording hebbe kunnen verharden?  Doch  
 de gewoonte  verzwakt  kngzaamerhand  alle  gevoel en  
 verdooft ten  laatfte  geheel ,de  verwijtingen  van het ge»  
 wisfe.  Zoo dra wij  onloochenbaare  bewijzen  hadden  
 dat  ’er  werklijk  eene  zoo  onnatuurlijke  barbaarsch»  
 heid  onder  de  Arreoys  heerschte,  verweeten wij  het  
 onzen  jongen  vriend  o e d i d e e   dat  hij  het  zig  tot  
 eene  eer  rekende  tot  een  zoo  afgrijslijk  genootfchap  
 te  behooren.  Wij  zogten  hem de  wreedheid daarvan  
 te  doen  begrijpen,  en  lieten  geen  bewijs  daartegens  
 onaangeroerd,  dat  wij  in  zijne  taal  konden  uitdrukken. 
   Ook  gelukte  het  ons hem te overtuigen dat het  
 flegt  was  en  hij  beloofde  zijne  kinderen  niet  om  te  
 brengen,  ja  zelfs  het  genootfchap  te  verhaten,  zoo  
 dra hij  vader zoude worden.  Hij verzeekerde ons on-  
 dertusfchen  dat  de  Arreoys  zelden  kinderen kreegen.  
 Alzoo  zij  hunne  vrouwen, en  bijflaapfters  uit  de ’ge»  
 meenfte  liederlijke  vrouwen  neemen,  en  de  wellust  
 tot  eene  fpoprlooze  hoogte  drijven,  zullen  zij  zelden  
 in  het geval geraaken van  een  ongelukkig kind te moe»