fchikfren. Egter hoorden wij daar niet van 5 elk
fprak integendeel van niéts dan van vegten. tow-
h a zeide ons meer dan eens dat hij daar zijn’ dood
zoude vinden , ’cwelk enigzints toont dat hij daaraan
dagt. o ë d i d e e zeide mij dat de flag ter zee
zou geleverd worden , in welk geval de andere
eene bijna even fterke vloot móesten hebben, zoo
niet even zoo fterk, als die , welke tegens hen
kwam, hetwelk mij nietwaarfchijnlijk voorkwam.
Het was daarom waarfchijnlijker dat zij aan land
verweerender wijze zouden te werk gaan, gelijk
men ons zeide dat zij, omtrent vijf of zes jasren
geleden, gedaan hadden, toen zij door het volk
van Tiarabou aangevallen wierden, dat zij affloe-
gen. Vijf hooge bevelhebbers zouden op dée-
zen togt het bevel voeren, van welke otoo een
was, en, zoo zij hen "in orde opnoemden, volgens
den rang, dien zij bekleedden, was o T o o
Hechts de derde in rang. Dit fehijnt waarfchijnlijk
genoeg, alzoo hij, nog maar een jong man
zijnde, niet genoeg ondervinding kon hebben om
zulk eenen togt te bellieren, waarin de grootlle
bekwaamheid en het fnedigst oordeel 1'cheen ver-
eischt te worden.
Ik beken dat ik gaerne vijf dagen langer zoude
vertoefd hebben, zoo ik verzeekerd geweest ware
dat de togt alsdan voortgang zoude gehad hebben
; maar het fcheen eerder dat zij ons eerst wilden
haten vertrekken; men had ons doorgaans
gezegd dat hij over tien maanen zou voortgaan en
het was niet voor den avond voor wij vertrokken
dat otoo en towha ons bekendmaakten dat hij,
vijf dagen na wij vertrokken zouden zijn, zoude on-
dernoomen worden, als ol die tijd vereischt wier*
de om alles gereed te maaken; want, terwijl wij
daar lagen, wierd een groot gedeelte van hunnen
tijd en hunne aandacht aan ons belleed. Ik had
opgemerkt dat otoo en de andere opperhoofden,
verfcheiden dagen voor wij afzeilden, opgehou-
deh hadden mijne hulp te verzoeken, gelijk zij
in het eerst aanhoudend deeden , tot ik o t o o
verzeekerde dat, zoo zij hunne vloot bij tijds gereed
hadden, ik met htfn naar Eimeo zoude zeilen
t, daarna hoorde ik ’er niet meer van. Waa£"
fchijnlijk hadden zij de zaak in overweeging ge-
noomen en bellooten dat het veiliger voor hun
was zonder ons te gaan, wel weetende dat het in
mijne macht zoude zijn de overwinning te gee-
ven aan wien ik Wilde, en dat ik, op zijn best ge-
noomen , de eene of andere gewoonte , waaraan
zij gehecht waren, zoude dwarsboomen, of met
den buit gaan ftrijken. Doch welke redenen »ij
’er ook voor hadden, het is zeeker dat zij wilden
dat-wij eerst vertrokken waren voor zij iets ondernamen.
Dus waren wij beroofd van de gelegenheid
van de geheele vloot daartoe uitgerusÊ
te zien, en mislèhien van getuigen van eenen zee-
E $ fla| _