
 
		westen,  vanwaar  zij  gekoomen  was.  Toen  wij  
 te  Matavai  kwamen  ,  verhaalden  onze  vrienden  
 aldaar  ons  dat  deeze  vloot  een  gedeelte  uitmaakte  
 van  de  krijgstoerusting,  welke  men  voor  had  te-  
 gens Eimeo  te  zenden,  welks  opperhoofd  het juk  
 van  Otahiti  afgefchud  en  zig  onafhanglijk  verklaard  
 had.  Wij  wierden  ook  onderrigt  dat  otoo  
 niet  te  P/Iutuvdi  was  en  aldaar  ook  niet  geweest  
 was,  zoo  dat  wij  nog  geheel  onkundig  bleeven  
 waarom  hij  van  Oparree  gevlugt  was.  Dit  deed  
 ons in  den  agtermiddag  nog  eens  derwaarts  gaan,  
 daar  wij  hem  vonden  en  daar  wij  nu  vernamen  
 dat de  reden  waarom  hij  mij  in  den  morgen  niet  
 was  koomen  zien  ,  was  dat  enige  van  zijn  volk  
 enige  ftukken  van  mijn  linnen,  dat  aan  land  ge-  
 wasfchen  wierd  ,  geftoolen  hadden  ,  en  dat  hij  
 bevreesd was dat  ik  die  terug  zoude begeeren.  Hij  
 vroeg mij  bij  herhaaling  of ik  niet  verftoord  ware, 
   en  toen  ik  hem  zeide  dat  ik  zulks  niet  was en  
 dat zij  hetgeen  zij  genoomén  hadden  konden  behouden, 
   was  hij  te  vreden.  towha  was  gedeeltelijk  
 om  dezelfde  oorzaak  bedugt.  Hij  dagt  
 dat  ik misnoegd  was,  toen  ik  weigerde  aan boord  
 van  zijn  fchip  te  koomen,  en  dat  ik  niet  gaerne  
 zulk  eene  krijgsmacht  in  mijne  nabuurfehap  zag,  
 zonder  iets  van  derzelver  oogmerk  te weeten.  Aldus  
 verloor  i k ,  door  een  misverftand,  de  gelegenheid  
 van een  gedeelte  van  de  zee - macht  van  
 dit  eiland  naauwkeuriger  te  befchouwen  en  derzeU 
 zelver  krijgsbeweegingen  bijzonderer  te  leeren  
 kennen.  Zulk eene  gelegenheid  zal  ’er misfchien  
 nooit  weder  koomen,  alzoo  zij  onder  het  bevel  
 van  een dapper,  verftandig en  kundig opperhoofd  
 ftond,  dat  ons  alle  de  vraagen  ,  die  wij  zouden  
 hebben  willen  doen,  voldoende  zou  beantwoord  
 hebben  en,  alzoo  de  voorwerpen  voor  ons  waren, 
   zouden  wij  elkanderen  niet  wel  verkeerd  
 hebben  kunnen  verflaan.  Het ongeluk  wilde  dat  
 OEDIDEE  des  morgens  niet  bij  ons  was;  want  
 t e e ,  die  de  eenigfte  was,   op  welken  wij  vertrouwen  
 konden  ,  diende  alleen  om  onze  verlegenheid  
 te  grooter  te  maaken.  De  zaaken  dus  
 opgehelderd  en  de  gewoone  gefchenken  tusfchen  
 o t o o  en  mij  gewisfeld  zijnde  ,  namen  wij  af-  
 fcheid en  keerden naar  boord  terug. 
 *   *   *   
 * 
 TW A A L F -