voldaan. Terwijl wij naar boord voeren, hóórden
wij het geluid van een’ trommel, en, ik geloof,
nog van enige andere fpeeltuigen, en zagen volk
dansfen ; maar zoo dra zij het geluid van de riemee
hoorden y of ons zagen, was alles ftil.
Het voordeel van het maanlicht in den nacht
dat nu plaats had, niet willende verliezen, ligte-
den wij den drie en twintigften, des morgens ten
zeven uuren, het anker, èn voeren, met een lab-
ber koeltjen , en met hulp van onze floepen de
■ haven uit, welker zuidlijk eind, op den middag,
.omtrent twee Engelfche mijlen W. Z. W. vas
ons af was,
' Toen de inboorlingen ■ ons onder zeil zagen ,
-kwamen zij af in kanos-, en deeden ruilingen met
meer vertrouwen dan te vooren, terwijl zij bewijzen
van eerlijkheid gaven, die ons verwonderden.
Alzoo het fchip in het eerst goeden gang maakte,
dreeven verfcheiden agteruit, na dat zij ons goed
-ontvangen hadden, voor zij tijd hadden om bet
•hunne in ruiling te geeven. In plaats van hier melde
hun voordeel te doen , gelijk onze vrienden op
de Sociëteit Eilanden zouden gedaan hebben,
wendden zij hunne uiterfte poogingen aan om
ons weder intebaalen en ons overtegeeven hetgeen
waar voor zij reeds betaald waren. Een man, in
h«t bijzonder,,volgde ons eenen geruimen tijd,
en haalde ops niet in voor het ftil was , en de
zaak reeds vergeeten was. Zoo dra hij aan ons
fchip
Ichip kwam j reikte hij het aan, verfcheidene wik
den het van hem koopen ; maar hij weigerde
het overtegeeven tot hij. den perfoon Zag ; aan
Wien hij het te vooren verkogt had , en dien
gaf hij het Deeze, hem niet herkennende, bood
hem ’er iets voor aan , dat hij weigerde, hem too-
nende wat hij ’er hem reeds voor gegeevën had;
Stukken doek en gemarmerd papier waren bij heil
in dë grootfte achting; maar ijzer-gereedfchap,
fpijkers en köfaalen fcheenen zij te veffmaaden;
Het grootst getal kanos, dat wij të gelijkertijd
aan het fchip hadden,-góng dat van agt niet te
boven, en in elke wären niet meer dan vier of vijf
mannen, die dikwijls eensklaps naar wal voeren,
voor. zij de helft van hunne waaren verkogt had-
deh, en dan kwamen ’er'andere.
Toen wij ,uit de haven kwamen, was het omtrent
laag "water, en daar Was veel volk op dé
banken en rifs, die langs de kust liggen, naar wij
gisten , orp naar fchulp'V en andere visfchen te
Zoeken. Ons aanwezen aan hurtne kust hinderde
hén dan niet in het verrigten van hunne gewoöné
bezigheden. Zij moesten nü overtuigd zijn dat
wij geen kwaad tegens hén in den zin hadden y
zoo dat wij, zoo ons verblijf aldaar langer geduurd
had, weldra op eenen goeden voet zouden
geweest zijn met deeze aapen gelijkende natie 5
want ZÜ zijn, over het algemeen , het lelijkst,
flegtst gemaakt volk, dat ik ooit gezien heb, en.
h 2 in