
 
		wijze  hunne  dwaaling  befpeurden,  waarop  zij  
 uitriepen;  Erramange l  Erramange!  het  is  een  
 man!  het  is  een  man!  De  zaak  was  zoo  klaar-  
 blijklijk  dat  ieder  genoodzaakt  was  te  erkennen  
 dat  zij  te  voeren  in  zijne  kunne  gedwaald  had«  
 den,  en  dat  zij  ,  na  zij  zulks  befpeurd  hadden,  
 geene  de  minfte  gedagte  hadden  van  hetgeen  wij  
 vermoedden,  Deeze  omftandigheid  zal  toonen  
 hoe  ligt  men  verkeerde  gisfingen  kan  maaken  
 van  de  dingen  onder  een  volk  ,  welks  taal  men  
 niet  verftaat.  Hadden  wij  deeze  ontdekking  niet  
 gedaan,  twijfel  ik  niet  of dit  volk  zou  met  deeze  
 fiegte  gewoonte  befchuldigd  zijn  gebleven. 
 In den  avond  deed ik  eene  wandeling,  met enige  
 van  de  heeren,  in  het  land,  aan  de  overzijde  
 van  de  haven  ,  daar  wij  eene  geheel  andere  
 behandeling  ontvongen  ,  dan  wij  in  den  morgen  
 genoten  hadden.  Het  volk,  dat  wij  nu  bézog-  
 cen,  onder welk  zig  onze  vriend  p aowang  be-  
 vond,  beter  met  ons  hekend  zijnde,  toonde  zig  
 gereed  om  ons  met  alles  wat  in  hun  vermogen  
 was  te  verpligten,  Wij  kwamen  aan  het  dorp,  
 dat  wij  den  negenden  bezogt  hadden,  Het  belfond  
 uit  omtrent  twintig  huizen,  van  welke  de  
 meeste  geene  andere  befchrijving  nodig  hebben  
 dan  dezelve  te  vergelijken  bij  het  rieten  dak  van  
 een  huis  in  Engeland,  dat  van  de  muuren  zou  
 afgenoomeh,  en  op  den  grond  gezet zijn.  Sommige  
 waren  aan  beiden  zijden  open;  andere  gedeeld 
 deeltelijk  met  riet  gefloten  ,  en  alle  waren  met  
 palm-bladeren  gedekt.  Enige  weinige  waren  
 dertig  of veertig  voeten  lang,  en  veertien  of  zestien  
 voeten  breed,  Behalven  deeze,  hebben  zij  
 nog  andere  flegte  hutten,  die,  naar  ik  begreep,  
 alleen  dienen  om  in  te  flaapen.  Sommige  van  
 deeze Honden  in  eene plantagie,  en men  gaf mij  te  
 verftaan  dat  in  eene  derzelve  een  lijk  lag.  Zij  
 deeden  tekenen  ,  die  flaap  of  dood  aanduidden,  
 en  de  omftandigheden  toonden  dat  zij  het  laatfte  
 bedoelden.  Begeerig  zijnde  om  zoo  veel  te  zien  
 als  ik  kon,  haalde  ik  eenen  ouden  man  over  om  
 met mij  naar  de  hut  te  gaan,  die  Van  de  andere  
 was afgefcheiden  door eene  rieten  heining,  geheel  
 rondom  dezelve gebouwd  op  den  affland  van  vier  
 of  vijf  voeten.  De  ingang  was  over  de  rieten  
 heining,  die  op  eene  plaats  zoo laag was,  dat men  
 ’er  over  kon  flappen.  De  twee  zijden  en  een  
 eind  van  de  hut  waren  gefloten,  of  coegebouwd  
 op  dezelfde  wijze  en  met  dezelfde  bouwftoffen  
 als  het  dak.  Het  ander  eind  was  open  geweest,  
 maar  was  nu wel  gefloten met  matten,  en  ik  kon  
 den  ouden man  biet  overhaaien  om  dezelve  weg-  
 teneemen,  of toetelaaten  dat  ik  zulks deede.  Aan  
 dit  eind van  de  hut hong  een  als  matten  gevlogten  
 zak o f mande,  in  welken een  ftuk  gebraaden yam  
 en  enige  bladeren  waren,  alle  gantsch  verseh.  Ik  
 was  zeer  nieuwsgierig  om  het  binnenfte  van  de  
 hut  te  zien, maar  de  man weigerde het volftrekt,  
 O  4  $8