
 
		opzigtën  gelijk  de  overige;  daar  zijn  hier  flechts  
 minder  kleine  eilanden  bij  en minder  vast land  op  
 het  rif,  dat  het  meir  omringt.  Terwijl  wij  langs  
 de Noordlijke  kust  zeilden  op den  afftand vaneene  
 halve  Engelfche  mijl,  zagen  wij  v o lk ,  hutten,  
 vaartuigen  en  plaatfen  ,  die  ,  naar  het  fcheen,  
 tot  het  droogen  van  visch  gebouwd  waren.  Het  
 fcheen  hetzelfde  flag  van  volk  te  zijn  als  op  Tioo-  
 kea,  en:  zij  waren  ook  met  lange  pieken  gewa-  
 pend.  Het  Westlijk  eind  naderende,  ontdekten  
 wij  een  ander  of  vierde  eiland  in  het  N.  N.  O.  
 Het  fcheen  laag  te  zijn  gelijk  de  andere  en  ligt  
 zes  mijlen  ten Westen  van  het  eerfte  eiland.  Deeze  
 vier  eilanden  noemde  ik  Pallifers  Eilanden,  
 ter  eere  van mijnen waerdigen  vriend  hugh  p a l *  
 l i s e r ,  toen  ter  tijd  Controlleur  van  de  Admiraliteit. 
   ; 
 In  het  duister  niet  verder  wiilende  zeilen,  be-  
 fteedden  wij  den  nacht  met  het  doen  van  korte  
 gangen  onder  het  top - zeil  en op  den  twintigften,  
 met  het  aanbreeken  van  den  dag,  loefden  wij  
 om  bet  westlijk  eind  van  het  derde  eiland,  dat  
 niet  zoo  haast  gefchied  was  of wij  vonden  eene  
 zwaare  deining  uit  het  zuiden  koomende  ,  eën  
 Vast  teken  dat  wij  deeze  laage  eilanden  te  boven  
 waren;  alzoo  wij  nu  geen  land  meer  zagen,  
 Huurde  ik  Z.  W.  i  Z.  naar  Qtahiti,  met  eene  
 frisfe koelte  uit  het Oosten,  van  regen - buien ver-  
 zeld.  Het  is  niet  met  enige  zeekerheid  te bepaalen 
 len-of  de  groep  eilanden  ,  die  wij  laatst  gezien  
 hadden,  enige  van  die  zijn,  welke  de  Holland-  
 fche  reizigers  ontdekt  hebben  s  dan  niet  *  al-  
 zoo  de  ligging  van  de  door  hen  ontdekte  eilanden  
 ons met  geene  genoegzaame  naauwkeurigheid  
 is nagelaaten.  Het is  egter  nodig  optemerken  dat  
 dit gedeelte  van  den Oceaan,  dat is  van 20° Breedte  
 tot  i4°en  ia 0  en  van  de  middaglijn  van  138°  
 tot  148°  of  150° West,  zoodanig  met  deeze  laage  
 eilanden  bezet  is,  dat  een  zeeman  niet  te  veel  
 voorzigtigheid  kan  gebruiken. 
 Den  een  en  twintigften  ontwaarden  wij  het  
 hoog  land  van Qtahiti  en  waren  op  den  middag  
 omtrent  dertien  mijlen  ten  Oosten  van  de  Punt  
 Venus  ,  op  welke  wij  aanhielden  en  welke  wij  
 bij  het ondergaan  der  zon  vrij  digt  genaderd waren, 
   wanneer  wij  zeil  minderden  en  den  nacht»  
 die  buijig  en  regenachtig  was,  doorgebragt hebbende  
 met  af en  aan  te  houden,  kwamen  wij  den  
 volgenden  morgen tenagt uuren in MatavaiBaaiy  
 op  zeven  vademen  water,  ten  anker.  Niet  zoo  
 dra  befpeurden  dit de  inwooners,  of  verfcheidene  
 kwamen  ons  bezoeken  en  toonden  zig  niet  weinig  
 verheugd  ons  weder  te  zien. 
 Naardien  de voornaamfte  reden,  die mij bewoog  
 deeze  plaats aantedoen  was  den Heer  w a l e s   gelegenheid  
 te  geeven  om  de  miswijzing  van  het  
 uurwerk met  eene  bekende  lengte  te  vergelijken  
 en  deszelfs  gang  op  nieuw  te  bepaalen,  was  het  
 B  a  eer