■
borst en aan hunne armen, fcheenen zij geheel
naakt te zijn.
Alzoo ik voorneemens was Zuidwaarts te fteve-
nen, om het land, dat aldaar mogt leggen, te
onderzoeken, bleeven wij tusfchen het Lazarus,
Eiland en Aurora laveeren , en den negentienden,
op den middag, lag het zuid*eind van het
laatstgemeide eiland Z. 24° O. en het Noordlijk
eind N. op den afftand van twintig Engelfche
mijlen. Onze waargenoomen Breedte was 130
11'. De wind bleef fterk uit het Z. O. waaien,
zoo dat wij hetgeen wij bij dag met laveeren wonnen,
in den nacht weder verlooren. Den twintige
n » bij zonne-opgang, bevonden wij ons op de
hoogte van het Zuidlijk eind van Aurora, aan
welks Noord- Wesr zijde de kust eene kleine baaj
vormt. Wij deeden enige gangen in dezelve, om
naar eené ankerplaats te zoeken; maar wij vonden
niet minder dan tagtig vademen water, met eenen
grond van fraai bruin zand, op den afftand van
eene halve Engelfche mijl van land. Ik ben eg-
ter van gedagten dat ’er , nader bij land , veel
minder diepce zij en eene veilige ligplaats, en in
de nabuurfchap is overvloed van zoet water en
brandhout. Het geheel eiland , van het ftrand
tot de toppen der bergen, fcheen met hout bedekt
te zijn , en elke valei bragt een fraai water-
beekjen voort. ( 3 ) Wij zagen volk aan wal, en
enige kanos aan de kust, maat daar kwam geen
eepe
?ene naar ons. toe. De zoo even genoemde baai
verlaatende, ftaken wij het kanaal over, dat het
eiland Aurora van het Pink fier Eiland fcheidt.
Wij waren op den middag regt over het Noordlijk
eind van het laatfte, dat O. N. O. van ons
lag, en bevonden wierd op 150 28'* te liggen.
Het eiland Aurora van N. tot N. O. i O. en
het Lazarus Eiland van N. ten W. I W. tot W.
van ons. Pinkfler Eiland vertoonde zig als aan
het land vast in het Z. en Z. W. van hetzelve;
maar Z. W. ftevenende, ontdekten wij de affchei-
ding. Dit was omtrent ten vier uuren na den middag
, en toen wendden wij en hielden op het
eiland aart tot omtrent zonne-ondergang, wanneer
de wind oostlijker liep, en wij dus genoodzaakt
waren onze koers Zuidwaarts te hervatten.
Wij zagen volk aan land, op verfcheiden piuat-
fen van het eiland rook, en verfcheiden plaat-
fen, die bebouwd fcheenen. Omtrent middernacht,
bet Zuidlijk land naderende, wendden wij
en (levenden noordwaars, om het overige van
den nacht doortebrengen ( 4 ).
Den een en twintigften, met het aanbreeken
van den dag, bevonden wij ons voor het kanaal,
dat Pinkfler - Eiland van het Zuidlijk land fcheidt,
dat omtrent twee zee-mijlen breed is. Op dee-
zen tijd ftrékte het land zuidwaarts zig uit van Z.
ten O. rond naar het W. verder dan het oog rei-?
ken Iton, en op de plaats, die digst bij ons was,
K 5 wel