van leest, zoo veel voorden gemeenen man vooruit,
dat zij fchier een geheel ander llag van menfchen
lchijnen te zijn (* ) . Natuurlijker wijze wordt ’er
pene meer dan gewoone hoeveelheid fpijs vereischt
om eene meer dan gewoon groote maag te vullen;
daarom roemt de Griekfche dichter- zijne Trojaanfche
hélden dat zij heerlijke maaltijden hielden, en even dat
zeilde kan men ook van de Tahitifche beve-lhebberen
zeggen. Daarenboven hebben deeze beiden natieën
met elkanderen dit gemeen dat zij groote fmaak in varkens
vleesch vinden. Beiden koomen in eenvoudigheid
van zeden overeen, en hun eigendomlijk karakter
is door gastvrijheid, menschlievendheid en goedhartigheid
bijna in eenen even grooten graad boven dat
van andere natieën verheven; ja zelfs in hunne ftaat-
kundige inrigting is enige gelijkheid. De eigenaars
der Tahitifche diftri&en zijn machtige Heeren, die
jegens o t o o niet meer eerbied hebben dan de Griekfche
helden voor Agamemnon en van den gemeenen
man wordt in de Iliade zoo weinig gefprooken dat
men onder de Grieken ’er even zoo weinig werk van
fchijnt gemaakt te hebben als men van de Towtows ia
de Zuid-zee doet. Deeze gelijkenis van de twee volkeren
zou, mijns erachtens, nog verder kunnen aangetoond
worden; doch ik wilde die Hechts door een’
wenk aanduiden; het aangevoerde bewijst genoegzaam
dat de menfchen, bij eenen gelijken graad van
befchaaving, ook in de verst van elkanderen verwrjder
( * ) De Heer d e b o u g a i n v i l l e wierd door deezen
uiterlijken fchijn verleid om de opperhoofden en het ge-
meene volk werklijk vopr uvee oaderfcheiden rasfen aaa-
tezierj.
derde waereld - deelen naar elkandereii gelijken kunnen.
Het zou mij ondertusfchen zeer leed zijn, indien
deeze vlugtigë aanmerkirigen ongelukkig den
eenen of anderen geleerden plan - maaker op een verkeerd
fpoor bragten. De dwaasheid van ftanj-hoornen
der natieën te ontwerpen heeft binnen kort Veel kwaad
in de gefchiedenis gedaan, en men heeft de Egypte*
naaren en Chineezen op eene wonderlijke wijze tot
iiabeftaanden willen maaken. -Het ware dan të wen*
fchen dat zij niet aanfteekend wierde en zig niet ver*
der uitbreidde*
Èladz. 6a (5 ). otoo floeg mijnen vader en
tioDGES voor om te Ötahiti te blijven, en beloofde
hun, in goeden ernsti, hen in de rijke diftri&en van
Oparre en Matavai tot Erees te zullen maaken. Of
hij daarbij- eigenbaatige oogmerken hadde dan of deeze
aanbieding enkel uit de volheid van zijn hart kwa*
me zal ik niet beüisfen ; men kaïTzig egter wel voor-
ftellen dat ’er geen gebruik vfen gemaakt wierd, hoe
wel het ook gemeend ware.
Bladz. 70 (6). fo r s t e r maakt eene andere
berekening; hij zegt: zoo elk der drie en veertig di-
ftridlen twintig oorlogs-kanos wapent, elke van vijf
en dertig mannen, zou ’er op de geheele vloot niet
minder dan dertig duizend mannen zijn,, zonder de
vaartuigen, die de vloot volgden, te rekenen; cn ,
zoo die oorlogslieden een vierde van de bevolking uitmaakten,
moet het eiland ten minften honderd en
twintig duizend inwooneren bevatten; hij voegt ’er
egter bij, dat hij in het vervolg bevonden heeft dat
hij te weinig gerekend had.