men, maar al te ras wederom had uitgewist. Euro-
pifche waaren Honden bij hen in geene of weinig waarde.
Doch wijl wij eene menigte fpijkers en enige bijlen
onder hen uitgedeeld hebben, zal de duurzaamheid
van dat metaal hen de waarde van hetzelve keren
kennen , en hen vermoedlijk geneigd maaken, als
hier wederom een Europisch fchip aanlandt, aller-
handen levensmiddelen daarvoor te geeven.
’f* "Jr «$■
4
AANOP
H E T mm
Z E VENDE HOOFDSTUK . 1919
JBïadz. 249 (1) . De tneeHe eilandjens, die wij
Kagen, waren lange, fmalk Hukken land, aan het
een eind Heil, maar aan het noordlijk eind laag , en als
eene lange land- tong gevormd. Het fchuinsch gedeelte
zag gewoonlijk wit als krijt, en onder de hoornen
ontdekten wij nergens palmboomen, maar mee-
rcndeels cafuarminas. Het gezigt vertoonde zig op het
fchoonst, toen wij langs den noordlijken oever van
deeze kleine eilanden henen Hevenden, en zij zig, het
een na het ander, van het groot eiland affcheidden,
zoo dat men tusfchen alle de kleine kanaalen vrij door
zien kon. Eindlijk Huurden wij westwaarts en ontdekten,
agter een op het groot eiland ( Tier ra del
Efpiritu Santo) gelegen voorgebergte, eene zeer ruime
baai, die aan den mond niet minder dan vijf groo-
te zee-mijlen breed en van eene evenredige diepte
was. De oevers liepen, namelijk, ter wederzijde*
ten minflen zeven mijlen verre het land in, en waren
deeze gantfche lengte evenwijdig tot aan een fraai
firand, dat in den agtergrond zigtbaar was en het
eind van de baai uitmaakte. De omliggende Hreek
beflond, veele mijlen verre, deels uit heuvelen van
eene
i& ill