A A N T E K E N I N Ö-Ë N
6 P H E ï
TWA A L FD E HOOFDSTUK«
3B ia k . {i ( i )* t o WH a bekeek het fchip met
de grootfte aandacht, zoo boven als tusfehen deks.
Ons wand beviel hem uitrieemerid; én hij vefzogt om
verfcheiden dingen * Voornamelijk, touwen en ankers.
Hij was niet beter gekleed dan de andere inboorlingen
, eii wal, wegens dé tegenwoordigheid des Ko=
tiingS, naakt tot aart dé heupen ; hij zag ’er nu zoo
verfchillend itit dat ik hem bijna niet herkende; hij
kwam iïiij nu zeer dik van buik voor, dat ik gisteren,
onder de wijde lange krïjgs-klederen, niet bespeurd
had.' Zijn haii* was zilverkleurig, én in zijn voor-
koornen was iets zoo bevalligs eri goedhartigs als ik
iiog nergens op deeze eilanden had aangetroffen.- De'
Koning en zijn Admiraal bleeven bij ons op het middagmaal
, en aten van alles Wat hun wierd voorgezet
met eene hartlijke eetlust, otoo was niet meer zoo
fchuuw en wantrouwend als voorheen hij fcheén bij
óns t’ huis te zijn, en maakte zig een genoegen t o w -
h ah in onze gebruiken te onderrigten» hij wees hem
hoe hij zout bij Zijn vleesch moeSt doen en wijn dfin-
ken; hij aarfelde niet om, tot een voorbeeld, een glas
te ledigen, en fcherste met zijnén admiraal, dien hij
gaeme wilde wijs maaken dat de föode wijn bloed
was. ? o WH ah proefde van onzen brandewijn met
wa-*
II B O E K , XÏI HOOFDSTUK. n8pwater
, maar vroeg weldra om zuiveren brandewijn;
dien hij E- wai no Pretane, dat is , Britsch Wateï
noemde * en dronk ’er in eenè een glaasjen van uit ^
zonder zijnen mond te verdraaien. Hij, zoó wél als
zijne Tahitifche Majefteit, waren buitengemeen vrolijk,
en fcheenen in onze wijze van leven en in on2
ze kost veel fmaak te vinden:
Bïadz. 32 (2 ) . Inde kanos, die ons levensmiddelen
kwamen aanbrengen , waren altijd opperhoofd
den van de nabuurige diftricten, die ons varkens eri
andefe dingen aanvoerden, om daafvöorroode Vedereri
interuilen: Deeze roede vederen bragten in den omgang
van de vrouwen met Onze matroozen eëne gr 00-
te verandering te wege. Gelukkig waS hij, dïe Vaii
deeze kostbaafe waar op de Vrienden - Eilandeii voor-
i-aad had opgedaan. Dan wierd hij Van de nieisjens
Omringd, en kon de fchoönlte uitkiezeh. Hoe algemeen
en onwederflaanlijk het verlangen naaf föodé
vederen onder dit volk zijn moest, hiervan hadden
wij heden een zeer overtuigend bewijs. Ik heb reeds
aangemerkt dat de vrouwen van de Groóten geene bezoeken
van de Europeaanen wilden dulden, en dat;
bij alle de vrijheid, dié den ongetrouWden mèisjenS
wierd toegeftaan; de getrouwde zig egter altoos zuiver
en onbevlekt hielden; Maar de begeerte naaf
roode vederen wierp pok dit onderfcheid ömveite:
Een Bevelhebber liet ’er zig döor verleiden KapiteiH
Pook zijne vrouw aantebiederi en Mevrouw wendde;
bp last van haaren Gemaal; al wat mogelijk was aaii
om den Kapitein in verzoeking te brengen; Zij wist
haare bekoorlijkheid onbemerkt zoo konffig zigtbaaf
én geldend té maakén, dat menige Europifchë dame.
van rang haar daarin niet hadde kunnen overtreffen:
VI; De ÉÉ; T liét