
i ;fí
ife;
■ V . 'Zoo eens één Dier, ,of ééne Plant
werd nitgeroeid ?
A. AVat. dan nog? het is ' zeet wel mogelijk,
dät zulks gebeurd is,
V . Dan is immers de keten verbroken?
A . Die gij U gevormd h eb t,-maar niet
de Orde in de Natuur. Bewoiider hier den
rijkdoni , dien de . Schepper in alles gewild
heeft: het gebrek aan het eene wordt-door
den overvloed vari iets anders vergoed, en
er zou even min wanorde op dezen geheelen
Aardbol ontílaan, wanneer men de AVolven
overal uitroeide, als daar door wanorde in -
Engeland ontilaan is , alwaar men zulks gedaan
heeft. — Laat ons hier bij deze fchoone
Rivier in het gras gaan zitten , om ons over
eenige van die honderdduizenden foorten
van ■ Dieren te onderhoiiden ,.. waarover de
Almagtige den Mensch de heerfchappij heeft
opgedragen ,
V . AVelk een verbazend getal van foorten,
en hoe oneindig veel is er niet wel
van elke foort?
h . Zoo gij overweegt dat de groote
4IUIGENS dertig jaren aan een Horologie
van een bijzonder toeílel, zonder deszelfs
gebreken te kunnen wegnemen , gearbeid
hgeft, en de groote n e w t o n een ander
In 6o jaren niet heeft kunnen afmaken,
hoe zeer moeten wij . dan de oneindige
Magt en AVijsheid van -dat AVezen niet
gevoelen , die ook hier flechts fprak , en
honderdduizenden .van elkander in gedaante,
bewerktuiging , levenswijze en geaardheid
verfchillende Schepfelen ílonden er zonder
eenig gebrek í
V . Voorzeker wekt dit alies mijne ver->
wondering . - , • Dan, ■ waar. en hoedanig
zijn zij?
. A, Zij leven alie in de Lucht, op de
Aarde, in het AVater, op Planten, en
zelfs in Dieren. Alie zijn verfchillend van
maakfel, en ; geven door gedaante en ge-.
baarden veelal. hunne; geaardheid te kennen.
Zoo onderfcheiden wij gemakkelijk het zacht-
aardig Duifje van den. verfcheurenden Grijp-
vogej, de woedende Tljger van het vreed-
zaam Schaap. Voorts vindt gij het treffendst
. verfehil in . grootte , leden , beweging,
krachten, driften, voedfel, wapenen,
en geluid.. Gij zult. waarnemen, dat elk
¿e hoofdílpffe en de. plaats. kent, waar het
leven ' moet; het voedfel weet te zoeken,
dat het.behoeft, daar mede; weet om te gaan,
dat te hakken, te fnijden, voorraad op te .
leggen, of té verhuizen naar vreemde Gewesten
, of zieh des winters met een’ die-
pen ilaap in fchuilhoeken te verbergen; ieder
grarft, hoort, timmert, fpint of
L s vlecht;
»Sr
Í :';fC ,