
430 M E N I G T E DER Z A D E N .
- V . En - bij deze zonderlinge kleinlieid
mag men ook derzelver menigte voegen?
A . Gewis; ¡als gij eene Zonnebloem vief
duizend, eene Slaapbol tweeendertigduizend,
cn eene Tabaksbloem meer dan yeertigduizend
Zadén ziet. voortbrengen; of als ik zeg,
dat er onder andere Bloemen zijn, die een
millioen Zaden dragen, rijst dan niet , uwe
verwondering over eene Almagt, die de Planten
bellemde ¡ om zoo vele vruchtbare Zaden
jaar op jaar .voort te brengen,„in eenen
zeer . hoogen top?
V . Dit kan niet anders ! Zouden de
Boomen wel zoo . vele Zaden, als de läge
Gewasfen, voortbrengen?
A . Zoo bij voorbeeld een IJpenboom
meer . dan driemaal honderd duizend Zadem
jaarlijks voortbrengt , en deze verbazende
vermenigvuldiging eens langer dan honderd
jaren duurt,.-. dan geeft deze Boom.,
in zijn leven, meer dan dertig millioenem
Zaden.
V . Waartoe zoo vele Zaden, daar er
toch zulk eene fterke vermenigvuldiging gee-
ne plaats kan hebben ? . . . .
A . Moeten niet Menfchen, Dieren, Vis-
.fchen, Vogelen, Infecten (en hoe vele millioenen
maken deze uit!) dagelijks drie of
meermalen eten ? Kan het Zaad met eene
fpaarzame Hand geftrooid worden, ter vermc”
V eR S PR E ID IN G der ZADEN, 431,
menigvuldiging der geflachten, daar fteeds veel.
verloren gaat, zonder dat het kan worden.
voora-ekomen ? Eu ter onderhouding van
millioenen 1 iercn en ter voorkoming van
het iiicfterven der Planten, moest hier das
de Natuur zoo rijk als ergens zijn,
V. Zult gij mij ook zeggen, hoe de
Zaden zich. verfpreiden en in de Aarde körnen?
A. Hoewel ik U daarvan reeds iets gezegd
heb, wil ik nog gaarne opzettelijk:
eenige oogenblikken. bij dit aanmerkelijk ftuk
met U ftil flaan. Menfchelijke Handen zijn»
er o p . verre hä niet genoeg, om liet Zaad
aller Gewasfen uit te ftrooijen; en al waren
zij er, zij.,, zouden . ten opzigte .; van vele,
kleine. Zaadjes, daar toe onbckwaam zjjn.
De Almagtige, die dan zijne VV’ereld( met.
Boomen en Bosfchen, met Struiken en Plees«.
lers, met Planten en Kruiden, met Mos-
fchen . en Varen opgetooid üilde hebben,
zorgde voor de Verfpreiding der Zaden op
eene wijze, die mijn gemoed een .inwendig
vermaak over de Goddelijke Wijsheid en
Goedheid geeft. Het droogen der bloemen
en Zaden gaat vooraf, ep dan zulleu eenige
Zaadhuisjes, die zwaar Zaad hebben, eu
krachteloos geworden ziin, inkrimpen, open-
barflen, en hun Zaad laten vallen. Had nu
auiks bij alle Planten plaats, de Kinderen .
; "feie £