
K O E , B Ö T E R.^ K A A S ;
V . . En' wat hebt 'gij fflij van de veelklew
fige Koeijen te'zeggen? , . "
■ Ay Het verfcliil van kíenr, wit, zwart;
bont , grijs, rood heeft bij de Koeljen zoo wet
als bij de Osfen plaats, doch d© oorfprOnkelij-
ke klenr wordt . gehouden de roode te zijn» 'Ds
Koe is' zachtzinniger dan de O s , ddeh lomp-
held 'is aau dit geheele geflacht eigen. Deií
Ouderdom ziet men. aan de, Horens, daar" zij
jaarlijks ■ eeiR nieuwen kring ;.om krijgen;:.terwijl
het punt voor drie jaren wordt gerekend.
Zij leeren hunnen Oppasfer kennen;
J e s . -I. 3. weten hunne ftallen én weiden.;
zelfs op eenen verren afftand te vinden ,
dragen voor de Kalveren de teederfte zorg ,
en in het veld door hunnen vijand, den
W o lf, aangevallen wordende, zoo fchareii
zij ,zich in eenen kring om de Kalveren, en
weren hem op eene geweldige wijze met de
horens af. De inkomften, die deze Dieren'
geven, zijn waarlijk verbazende. .
F V . Ook in ons Vaderland ?
. .A . Wel bijzonder, daar wij het fehooih*
fte en zwaarfte ras van Horenvee hebben
, voornamelijk in Vriesland en Groningerland,
van waár zij in het voorjaar bif
honderden naar Holland verzonden worden.
De Hollandfche Boter en KaaS is alom ber
roemd , en honderdduizenden ponden daarvan
' . ...... v;or-
I
KOE. .BOTER, IXAAS: E Z E t .
worden jaarlijks op de toorname Markten
tan on s, Vaderland gewogen i
V. Hoe teel ^ líunderbeeáten fekeiit liien
in ons .Vaflerland te zijn? . ,
A. Dit mag veilig op twee ffiiilioeiien ge-
ichat Wörden, en welke yoordeelen trekkeii
ivij dits . van deze altijd nuttige Dieren niet!
Men heeft Van 1763 Mt 1769,. dus in zeven
jarenj op drie Vaderlandfche Markten, bijna
iiegenennegentig millioenen ponden Kaas gewogen
» Voeg iiier nu b ij, het Vleesch, V e t,
de Mellé,, de,Boter, het Leer, dat oils dezé
Dieren verfchaffeii bij luln leven en na hun-
flen dood.; zouden wij dan met al oils ver-
ftaiid de formering van nuttiger .Vec hebbeii
kunnen verzinnen? ’ :
V . O hoe zeer overtreft dus het edei
Rundvee den verachtelijken E z e ll
A. Heb ik U geieerd de vooroordeelen
der Menfchen en hunne grillen, na te volgen?
Wäaroim zullen wij cen Dier verachten,
dat goedaardig, lijdzaam, nederig, ftil, matig
, en nuttig is ? Hoe vele deugdeu zijn hielte
gelijk in een beest, dat met de flechtfte
Kruiden, die ändere Dieren verfmáden, zieh*
Vergenoegt; dat in het .drinken, in tegendeel,
keurig is , . en zuiver water begeert; dat
fcherp van gehoor, gezigt en reuk i s ; dat
zijuen Megfter uit honderd Menfchen zal
kennen, dat in Zuidelijke Landen, alwaai
N 2 het;
I/:, : ■ ’ ’