
'm . D'-' U Ì ' F )
kn als eener ' duive gave ! '¡k zoude henen
vUegen waof tk hlijven mögt. -Ps. L V . 7, In
de beroemde ; Belegeringen van Leyden en ;
Haarlem 9 deden zij'dezelfde dienften ten'nut*
te’ der moedige Burgers-. ' " /
V . Ginds zie ik eenen geheelen troep
Vogelen- bij elkanderen , zijn ’t geene Duiyen?
A. Het* zijn blaauwe, wilde Duiven of
Veldvliegers, ten' halve ilechts tarn geworden,
en zich ' van* onze tainme' Hokduiveh behalve
door gedaante en kleur ook 'oriderfcheidende
door zelf hun voedfei op de Velden te zoe--
ken, en als ’t ware een, van ops onafhan-
kélijk, leven teTeideii, daar toCh onze Hok-
düiveh door ons gevoederd e n ’vèrz'ofgd möe'-
ten worden. ^
; V.- 'Zeg mij-ten miiifte iets van defnut-
tigheid der Duiven.
A . Zonder dän van het vermaak te fpre*
ken, ’t welk onze zachtaardige Duif es eh
fière Doffers in hunne levenswijze en zeden,
in hunne onderlinge vereeniging, teedere lief-'
kozingen en aanminnige' kusjes opleveren,
zoo - verkrijgen ' wij van de ' Veldvliegers een
, uitnemend goed- en aangenääm Gebraad, daär
de Duiven -algemeen zeer vruchtbaäf zijn ; ;en
derzelver Mest gebruikten onze Voorouderen
als zeep, doch tot ' dit gebruik denzelven *nu
kunnende misfen, trekt ons'Vaderland er andere
voordeelen ‘ van. De Gelderfche eri
Amers-
TORTELDUIF. SPREEGW.
AmérsfoorífchégTabakslanden-hebben aan denz
e lv e n hunne vruchtbaarheid te danken, waarom
zij met: de Hoendermest wijd en - zijd op-
gehaald en tot . dat einde derwaarts vervoerd
wordt. ■ ■ ■
i V. Wat ‘ hangt! daar: in die Kooi: op de
eene zijd-c van uw Huis? ' ,
A; . Twee/ lieve, treurig kirrende Torte/-
duifjes, ‘ die in : ons: Vaderland, als Trekvo-
gels, laat komen en vroeg vertrekken. ' Zij
beminnen donkere en koele Bosfchen en nes- .
telen in digte bladrijke Boomen. Zoo gij
hun eenvoudig nestje, u it.w e in ig ' fprikken
zamengefteld, vindt, zoo wacht U er bij
te komen:, daar zij het, nog Eijeren hebben-
de, dan terjlond,verlaten. r i ; /
/ :' V . Hoe veel- vrolijker fluit dat Vogeltje
daar op het dak van uw.Huis! ■:
A. Gij meent de Sfreeuw, met gloeijende
zwarte kleuren en eenen purper groenen weer-
fchijn boven op de borst. Zij nestelen onder
de pannedaken, op Duiventillcn, in holle ■
Boomen, verilinden eene groote - menigte van
fchadelijke Infecten, zijn van eenen zeer levendigen
en vrolijken aard, flaan een zeer verfchillend
en tevens aangenaam geluid, bemin-
jien het gezellige leven , en zetten zich veeläl
des avonds bij duizenden in het Riet onzer .
Meren of in de Bosfchen neer. Zij verlaten
■jjns meestai des Winters eenen körten tijd.
, V . Welilri
tilli
f,;
M'f