
l i
'^2; -Z' IJ D E W O 11 M'X
der onze aandacht bepalen«,. bij de Zijde rupl,
namelijk,. die- eene- inboorliiig is van China«,
eh welker fpinfel ten tiide der Romeinen zoo-
fchaars was, dat men de Zijde tegen goud
©pvvoog, waarom Keizer A u a e 1 1 a a n eeneiT
Tabbaard van deze ftoffe aan zijne Vronw'-
weigerde» Ip de VE<'.' Eeuw bragt men
de Zijdewofmen te Eönftantinopolen , eii
voor omtrent zevenhonderd jaren in Europa-
over.
V. Ik ken z e , en beb ze tot mijn vermaak
wel opgevoed! , '
A. Zoo worden zij Hechts in ons Vader*
land gehouden, daar het klimaat voor de Zij-
dewormen hier niet gefchikt i s , en 'er geeh
Moerbezienboomen genoeg gevonden worden,
em er deze Rupsjes - mede te voeden. De-
Ghineefche Zijde is nog fteeds de beste; dän
volgt die uit de Levant; weinig minder wordt
de Italiaanlche gefchat, en de deugdzaamheid
der Franfche Zijde wordt ook erkend, De-
bladen der witte Moerbezienboomen houdt men
beter voor de, Zyderupfen, dan die der zwar?
te. De Eitjes dezer Rupfen legt men in papieren
kasjes in een vertrek van i8°. reaum-.,
warmte; na vier of vijf ’ dagen komen er
reeds eenige kleine Rnpsj'es voor den dag,
die met ■ drooge jonge Moerbezienbladen gevoed
moeten worden, hebbende ook deze
Infecten altijd rijkelijk voedfei van nooden,
daat
Z I J D EWÓ R Í vI. HÓÑIGBI J . ghä
dííar z ij, overeenkomftig der Bupfen aard,
veel vreten. Zij verwisfelen in den tijd varí
veer'tig dagen ineestäl viermaäl van huid, en
zes öf zeven dagen na deze laatfte verwis-
ieling, beginnen zij zieh tot Popjes in tg
fpinnen. Het gele of witte Zijdert Ton-
rietje beftaat, zoo het twee en eelt half
grein weegt, uit een draad -van negen honderd
voeten lengte. Na drie weken komt de
Zijde- of, Moerbezienrups Nachtkapel in zijnen
volkomen gevíeugelden ftaat uit dit
'‘Tonnetje te voorfchijn» Zij paren dan en
het bevruchte Wijfje legt ongeveer vijfhori-
öerd Eijeren, die in het volgende Voorjaar
hitkomen !
V . Hoe verkrijgt men dan de Zijde?
A. Voor dat het Nachtkàpelletje of Uiltje
.hitbreekt, haspelt men op eene zeer voor-
zigtige en künftige wijze de Zijde van dez®
Tonnetjes äf. '
V. Dät wij nu tot de Bijen overgaan ;
ze vallen mij in de gedachten’ op het zieh
van die Korven.
A. De gerchiedenis dezer Infecten is niet
minder uitgebreid en belangrijk. Dezelve
komt in het kort hier op neer. Zoo-wel
in den wilden als tammen ftaat vereenigen
zich de Bijen in groote Maatfchappijen,
waar van de leden uit drie. foorten beftaan,
die zoo wel in gedaante als in beftemming-
X 2 ’ tan
llll