
' X ' X li
í f o G R O E I D E R d i e r e n ;
vlecht; ieder kent zijnen vijand, en heeff
zijne wapenen, ook 'verftaan zy elkanders
iaal; elk zoekt een wijfje, bereidt zijn
nest, broedt,. voedt, leert de jongen, Verbaast
U dit niet meet?
V , Die hoedanigbeden wekken mijne
verwondering op; doch laat ons a,lles, ftnl?
voor ftuk , beichouwen,
A . Ik begin met derzelver Groei en
Grootte, ten aanzien van welken gij dezen
regel dient te kennen; die fchielijk groeijen
, hebben een kort leyen , die langzaam
wasfen leven in tegendeel langer: de tijd
Van groeijen maakt in vele Dieren het ze-
vende deel van den geheelen dnur hunnes
levens uit. In grootte_ verfchiilen zij alien
van elkander. Weik een onderfcheid tus-
fcheh een Os en een Siberisch Muisje, dat
flechts 30 greinen weegt! _
V . Hebben alle Dieren Zintuigen , ge,
lijk wij ?
A . Alle volkomene Dieren hebben vijf
Zintuigen; mogelijk hebben er eenige meer,
en onder de witbloedige Dieren misfen vele eeni-
ge hiervan. De reuk is , bij vele, inzonder«
heid bij die,■ welke van rottend aas leven,
verbazend fterk. — Elk heeft niet minder
dan 'twee Oogen, zoo . geplaatst, dat ze
een halfrond befchouwen.
V , Hebben zij alle gelijke Oogen?
A. Him
i
V O E D S E L D E R D IE R E N » i f j
;' A, Hun Oogappel is verfchillend, eiroiid
of langwerpig; van boven naar beneden ge-
ipleten hij Roofdieren die des nachtg
zwerven , hi] andery horizontaal gefpíeten.
De Ooren zijn zeer verfeheiden; regj, wijd
-en zeer bewegelijk hij de vreesachtigen, ge-
lijk bij het Hert en de Haas; doch bij de
gene, die onder de Aarde leven, ftaan de
ooren diep en als in het hoofd verborgen.
Dé Smaak is bij fommigen zeer kiesch,
doph bij anderen mper onaandoenlijk, of zelfs
behagen vindende in ftank en verrotting,
Daar elk dér gras- of plantetende Dieren,
ook aan bijzondere fo orten van Planten den
voorrang geeft, , zullen vier Osfen in een
land voor twee Paarden voedfpl overlaten,
en dan zullen' nog zes Schapen him meest
geliefd voedfei vinden, Zoo elk flechts binnen
flokte, wat hem voorkwam, zou er
reeds in de eerfte dagen der Lente gebrek
, aan voedfei zijn; nu laat het eene Dier
het aridere de meést heminde fpijze over.-
V . Ik moet er de Wijsheid des Scheppers
in ropmen; d^n, laat ik er meer van
weten?,.
A. Elk Dier of-Vogel heeft een’ Mond
of hek zoo alg die vöbr elke foort dc
voegzyamfte is, Vele , die aahftonds den
kost moeten zoeken, ontvangen d© Tandeu
bij hunne geboorte, Vele ender de witbloetí