
á t e É Ñ D»
'iiig' ¿!jíí} t o glj bij herdenking vari ’t geé«
ík feeds ván dé Róofdiercn gezegd bieb, der*
-¿¿Ivef núttige ' ftrekking zuít weteiij Alleeri
foeg ík ef nu nog bij, dat Oök de Roofvo-'
¿éleb zoo wel ais*dg zogendé’-Ruofdiefen,
■fiiet ftefk vooíttélen, en zieb dáaf • opboH-
"deH; waár zij het meeste nut; en' het miañé
•IWaád kunnéií'doen» '
V i Bij het eérfte' hoop ik o o k het Ííñitílé
%e onthouden, en é r ' de Wijshéid' eú Goéd-
Iteid van den Schepper in te VereeféffvbDoch'
mij, welke Roiofvogekn wij hier zulletf
óntdekken? . / "X;
A . Misfchieft- Xerf geiheenen" ligt ' tríniífeiT
A r e h i i die * bief *én hier c«nñreeks'naar deu
tJsTel Iften voorkobrt ; drie voeten Wag ; mette
uitgebreide" Vlefkén v á n zes voeteu, mét fter*
'Re Footeff en" Verfehrikkelijfce Klaauwen.- E e u
Vogef van' eenu- gfootfche horadingX feren
doch tevens■ ^ z i g é n a á fd , 'ontembaary onbei
'gfijpelyk fcherp van gezig?:, k u h n e n d é n a a b
de gefteldheid állef RoOfdierfeh, laug vasteit
eff'oOIj; - ^ 1 itf eens verflínden. Éen ver-
Wonderl¿ke Vógel, de Koning dér Vogelea
Wégens- zijne hooge vlugt , daaf hij zieh to t
h o v e n de Wolken verheft, en wegens zijne
fterkte, daär hij Hazetf , Lammeren en andere'
Tiiefen mede in de Lucht neemt ,• doch nooit
op rottend aas äänvalt, geheeteni Van deze
ß%enfchappetf o n t o d e n ook de Bybelfchrij-
' ' ■ VGi'S
' ,/ 4 eE ^ Ö X "Ö !E R .'- ’iiÄÄFX ;'S4S
I c t I h ü r i n e g e l y k e n i s & r t : , m i ß e d a g en zijn.
fo o rM j g e v a r e n , g e lijk eerC dTend n a a r ß jn&
prooi v iie g t. J o b IX» aö« ...
' • S ■' J, ■ ■ 1 -i e, f • f.. X '
Slifgt 4e däelaar zo» hoog alleen op uw hevelenk
Daar hij zijn veilig nest zoo ongenaafbaaT maakt f
k n op de ßeilße rots en /pitfeii van>’t'geUrgte, ; f ;
\ Foor ziehen zijn geiroed zijn vaste woonplaats neeniti
. Fen daar lis r t hy op reof , uitzunße naar zijn voedfei,,
Terwijl zijn fcherp gezigt den verßen efßanji z i e ß ■
J o b XXXIX; gd— 32. te ■ '
V: XWelke gfoote Röoivogeieh, britnioei
toeh Hier meef? , ; /te'X”,:'...............
a X, Nog gülzigef. en Veel orirei*
her Gßren, dam zij iiiet flechts eten ’t.geetf
zij ztlf geflägt. hebben, iaaaf fciok dp doode
Tieren aarivälierir,,'De, Äfehd i§ 'den LeeuW,
de Gier, den', TyS« ! Geene dezef
Vogeleh broeden hier; naaar körnen van el«
ders iii een Idein getal Xoyer., _;
V . Welke broeden dan hier L
A; Alomme .vindt ms.ußaven, die glim-
toend zwärte; droevig krasfende, onverzade-
lijk gulzige, veei öngedierte en krengen ver-
flindende Vogelen,, die zieh/.gemakkelijk lateii
tgmmen; de Menfchelijke Stern leeren naboot-
ien, en door, de onvei'breekbaaffte Hiiwelijkä-
froiiw fchijnen verbonden te zyni »
Wie schenkt de rave haar a«s als hare jongen fchreeuwm
: t o t Üod , en door geiret rond zwerven Mer en ginds t ;
« f e J o i
jKi I
te i'i
", 11 '
-i Ei