
i íí líí.
S ,'
SQo WILDE DIEREN. ROOFDIEREN.
¿oen naar het Soiitenfehe Woud, waar
pngetwijfeld dezen en genen zullen aantreffen»
' V . AVilde Dieren befchadigen den mensch *
m zullen wij dan zoo bcgeerig zijn oiy ze té
zien ? ' ' , ' ■ • ■ - ; '
; ,A . AAteet.gij niet, dat God dezulke be-
.ftemd heeft om iu AAfceíhjnen, in Bosfchen*
in Heiden en in zoodanige plaatfen, alwaap
zij hét .meeste nüt en het'minfte kwaad kun/
pen.doen, te biijyen,?,;. ; 7 :
y. Vele zijn echter Roofdieren, en waar«.
toe zijn deze nuttig? , ''
A. Om het gv^wigt tusfchen de onderfcheidene
fchepfelen te bewaren, en dns de te
ilerke yermenigvuldiging van deze. / en gene
Xporten yoor te komen; boyemben om de
huishouding der Natuur voor bederf en. veN
rotting te bewareii, >velk ^oo ligtelijk ont-
iíaan zo u , zoo de Dieren den dood des ou-
derdqms ftierven en dan tyr verrotting Iiggen
blcven. En zoo U het rooven en doodeh
¿er vérfcheürende Dieren tegen is , hoe zult
g y het dan mqt den Mensch maken, die ab
Jeen meer doodt, yerflindt en yeryolgt, dan
alie de Roofdieren! — Zij zijn door deg
Schepper daartoe verordend en er volkomeg
toe uitgerust. ' '' ' ' ■ ' - ■
V . Hqc z o o ?;
A . Denk flechts aan de fterkte, de tan-
-tíeA "en' de pagelep van deu Leenw en den
’ " ■■ ■................. " ' t f
HERTEN. HINDEN, »Vf
tpijger, aan de gezwindheid'van den AVolf,
¿e listigheid van den Vos., . . om geene
änderen, op te noemen — . en gij zult erkep^
»en dat zij zeer wel in ftaat gefteld m
iiiit te .belialen.
‘ V . Zijn alie wilde Dieren Roofdieren?
A . Geenszins!: . Zie. daar iñ den gindfchei}
ufloop van h e t. Sourenfche Bosch fnelt eene
Jiudde Herten tn Hinden .NOOXl;xex\ AVild,
■ maar geen Roofdier, daar het van Planten
.¿h jong iDof .leeft,. en zoo zeer gefchikt
IS dm eenzame AVouden te verfieren en
-^erlevendigen. Zij zijij ■ van seM fraaije,
yltigge gedaante, edele geftalte, grootsch en
ichrander voorkomen, met horens gewapend,
Tner .vaii gehoor'; fcherp yan gezigt en reuk,
.listig, niemand.' leed doende. -. De takkige ,
geheel rolronde ,Hörens, waarmede. het man-
.»etje alleen gewapend is., zijn naar .den onder-
dom en de levenswijze verlchillend.- De veel-
heid der takken, maakt het fieraad yan het ge-
wij uit. In her-yooijaar verliest , het Hert
zijne Horens, en verkrijgt na ongeveer drie
hrnnden andere grootere en meer gctakten in
derzelver plaatF ' • '
‘ y . Ik meen; z® zijn vreesaehtig?
A. Dit is , hun aard. Zij fteken bij eenig
vreemd geraas de groote oorlappen op om te
iuisteren, en verVolgd wordende „loopen zij
7 yerbazend fnel; v a n hier de beeldfpraaly: D«
;v- T- N 5 ' ' ' Fee-
\j,
'|H