
■ • í» Ie S ® i
íiE ,
:
k:is jbs
. 'i i
!
fi. 1 y-*
i i foi
¿ L / é m
fo ¿ s e H- Ol-Rfe-áte'
Yeel ais de Kleederen "voor ons zijn)«z |
bedekt het inwendige. ' Bovendien ontvangt
¿le Bóom mede door de Schors «'zijnen
groei) daar ook deze uit een celleweeffel
en zapvoerende vaten beñaat ; ¡ van hier,
dat de AVilgen ¡alleen door de Schors kini-
iien groeijen, en dat alle Boomen fterven;
zoo men bp de eene of andere plaats, rond*
bm de Schors weg neemt."
’ V ; Hoe zeer zijn die Stammen met ■
Mos bezet, met Klimop, ¿ñ bij anderen zij
jk den altoos groenen Éulst groeijen! •
A . Met weinig moeite zou ik H mogelijk
vijftig foorten van Mos hier knnnen aanwlj-
Men ; de fraaiften, did in ' Fcbruarij bloeijen,
moet gij op Éikeh 'en Beukenboomen zocken."
'Het Mos iéeft ' geheel ten koste van
de Boomen, doch de Klimop minder, daár
dezelve in den grond ook gewortcld i s , en
de’ Hiilst houdt zich'ilechts om “den Stam
der Boomen ftaande , als zullende andéis
door eigene zwakheid bezwijken.
' " y . ‘ Hoedanig is het'maakfel des Stamsf
.. A . Pe Stam is zamengefteld uit Bast,
Binnenbast, Hout 'en Pit' of Merg, terWij|
d e z e weder uit celleweeffel en lucht- en
; Vochtvoerende vaten beilaan. AVanneer gij
dunne Schijfjes 'van de Takjes van onder-
icheidcne Boomen'fnijdt, en deze met het
|4icrbscoóp ■- beziet, zult gij het inwendig
7 © .'■ ’ maak-
'S T , A ,
■iiaakfel-nader leeren ..kennen, en verwon#r4
ftaan over het verfeheidene, fchoone, regel,
roatige, en ßjn bewerktuigde, - dat Hm,,
qntdekken zult,
V . Van waar de Kwastpn der Boomen,
d.ie de Beitels ¿ex Timmerlie.den .zoo veei
doen lijden? „ © © v . ©
K; Zij ontftaan nit de Takken, die uit
den Stam voortkomen, daar de loop der
vaten verändert, en het celleweeffel dgar digr
ter en vaster wordt, alwaar een Tak uit den
Boom hervoortfchiet. Hier door is het pn-
■ der den grond ftaand einde des Stams ,yol
Kwasten, en van" een geheel onregelmatige
loop der Vaten, om' dat de WPrtelen zieh
daar uit den Stam verfpreiden, In het fijne
Hout, als Mahonij en Noteboomenhout bemint
men de kwastige plaatfen, om dat daa^
de fchoonfte ylammen cn-aderen in het Hout
loopen.
V. Treden wij nu Boschwaarts in , op
dat glj mij de onderfcheidene Boomen betef
moogt aatiwijzen! ■
A. Gaarne voldoe ik aan uwe begeerte!
Paar siet glj eene menigte Eiken, Boomen
van een grootsch aanzien. Deze, gegroeid
van een’^ Eikel, die niet het• twaalfde deel
gene'r onfe zwaar was, zal nu, wie wee;
hoe veel duizend ponden wegen. Ik heb
in ons Land gezien, die yiea voor
I i 4 ‘
' . f e . . .