
í ' l
«r " GROEÍJÉN KERo
f tiedekkeií de AárdV voor úitdrobgeh, Vér"
iluiven] enz. Sómiiiige dieneii tot ¿énezirig ;■
enkele , ggiijk . diè gröene« ÉapperS’ tìitrt frriaí
gele Bloemen ,, leveren Vruchten' in "Pcnleh,
“die'Tot eene toefpijze bij onze ’ Geregten inge*
legd worden.
V . Welk ééh' vèrrchil tusfchen dezte'néde-
'xige Plantjés 'en die hooge Boomen !
• A . Bij de Pìernten eh - ■ Kruiden' Blijft
'alles zwak, week, teeX, levènde Hj dok
»meestal flechts een ' o f tweé jaren ; ínaár 'de.
‘Heesurs of komen door hun Loitìggetyas
den Boomen reeds nadér, ‘doctì 'ohdèr-
fcheiden zich daarvan door de vele Stammen,
die uit den Woitel opfchietèn, en eene algemeen
mindere hoogte en korter leven.
V , Hoe groeit een Boom?
A. Men laat algemeen de AA^ondhoortièn-
groeijen, z o o , als ;zij -willen, van daar Let
ongeregelde, ’t 'welk "zich ook hier opdoet,
' Dan flaan er eens velen ^ dan eenige weinige
Bij elkander; hier alleen dikke, regte o f
kromme Boomen. De Zaden , ohgeregeld
fegevallen, zijn aan deze plaats' opgcgadn, malles
is, in een ' gewasfenelders ' z i jn z e
verftikt en niets is» opgekomm. AnderS' geeft
de eigenfchap van het fcheren en fnoeijèrt
t e kunnen ' verdragen cene groote nuttigheid
"en vermaak, daar wij er de jonge Booment
; ^ene gedaante dOoi kUhaeit' gcVen© »zoo ' als
; A jwft
VÈRSCHILLENDE BÖOMEN.
^jj willen, gelijk ; gij bij, onze Vaderîandfehé
Éusthuizen kunt. zien. ; , , ; 7
. V. Welke Boomen groeijen hier omftreeks?
A . Daar ftaan, gelijk ik Ü zoofe even
zeide , Eiken , Beuken , Dennen, IJpen ,
Aheelen, Populieren, Berken, Elzen, Es?
fe n , IVilgen, fakfis en Jeneverloomen. .
V . Gij zult mij zeker over deze eh'.gene
Ladeh öndexhoifden? te
. ; A .’ Verwonder Ü , , dat het Goddelijk
.'älvermhgen’; buiten de Vruchtboomen, zoo
vele änderens Verfchillende in gedaante, kleur,
' .iard en' nuttigheden . voortbragt — dat ze
eenen vochtigen of-droogen, klei- of Zand-
achtigen , lo'sfen of „vasten , zuiveren of
fteenachtigen grond heminnèn — dat. eenigen
.weelderig ., ih .allerlei gronden . groeijen ,
; dat ,, andere’ .meev !, ; aah een’ ■ bepaalderi
grond- verbonden/zijn — - dat. de ..AVoud-
boom'en allerlei Wind en Weêr rustig doorftaan,
5’t . welk onze Vruchtboomen zoo niet
kunnen lljdeii — [ dat het Hout zoo verfchillende',
is i eh; dus Jot ,-^00 -veel ondeffcheidene
gebruiken . dient. — dat velé verplant kunnen
..■WQxden, -en eenige zelfs het onderfte bovenge-
, z e t , in leven blijyen; doch dat andere niet gaar«
.ne.' eene verplaatfmg ondergaan/--^ ¿ a t eenige
i Boomen, van buiten ohaanzienl#c, van binnen
.. .fchoon. vgeteekénde eh. ■»doorloopende vlammeií
iLèhbcnc*s- dát foißßüggLhuen eew^^
©,„75" ' ' ' ” ï î 'S ' - ' Wtó.
te, , te H
' \î; 1; " ■
'/ ; jIte'
fteU-U.\': iij,
il» I
îi
»ter