
ónder hét oog gebragt; en om aan üwetí
Weetlust te voldoen, véftoon ik U hieé
éenige. Zie hiér eenige uitmuntehdé
Snéeuwfiguren , die ik ih den Wiríter des jaats
Î7 7 7 , bij gunftig Weder heb kunnen waarne-
líítn : want bij Wind of Dooiwedér fmelten tíf
loopen ¿ j in een!
V . ' Ik íla verworidérd bvef dêzè fcbboné
ftgürén ván Sneeuwvlokjés ; doch heb ik alleen
deze gedaante te roémen, of kân îk mij ook
over het nut van dé Sneeuw verbinden?
A . De Sneeuw heeft zeker ook haré niit-
tigbeid: des Zomers op de h o o g e Bergen langzaam
fmeltende wbrdt de Sneeùw eene voof*
name oorzaak mede van de Bronneù,' Beèkèh
en Rivieren; en wpnneer zij des Winters in
onze Gewesten het Aärdrijk bedekt, blijVeii-de
teedere Plantjes voor de felle Vorst befchut,"
dáát dè Sneeuw de warmte. van dea grond
niet doorlaat, en dûs wamhoudehde is»
Dubbcl waar is dus de Dichterlijke uitdrukking:
H// geéft fneèuw als wolle. PSALua
CXLVII. 16.
V . Is dit ailes?
A . Bedenk Heeds, dât ik U ilecbts vôor-
b'eelden bijbrenge- en geenszins ailes uitpûtte;
doch wilt gij meer, leer dan vau den Land-
'nian, dat veel Sneeuw de Velden vruchtbaaf
lûaakt, om dat zij ve;l zuurHoffe - eene Holfe,,
die voor de ontkieming der Zaden zoo gurâ-
-■IS'i'
é n .
È ’ H I
ïïj
::|î
. 3jà: