
41 ä VERSCMEIDENH. d e r BLOEMEN,
Pi-achtige Kleuren zijn gewis de voornaamfle
hoedanigheid, die eene Bloem verfiert. Hier
ftaat een bed- met Tulpen, paars en wit ge-
. ßreept; doch 'gelijk alle Aangezigteu der
Menfchen eu alle Bladeren der Boomen ver-
fchillen , -zoo zeer verfchiilen ook dezen
van elkanderen. De Bloefem der Kerfen-
Pruimen- en Perenboonien is fneeuwwit —-
die der Appelboomen wit met zacht rood —
die der Rozen w it, rood of w it , andei-e
zacht, vurig rood of bont — die der Anje-
Heren zacht en fijn; die der Tulpen prachti-
ger geftreept — die der Aurikula’s en Ranonkels
met allerlei Kleuren befchonken, eu
Hiet zulk eene fraaije ligging der Biädereri'
opgepronkt, dat de Menfchelijke Hand fchier
geene nabootfing dürft onderneirien. — Dan,
ik kan U de Kleuren van alle Bloemen en
Bloefems niet opnoemen. Let er zelf op,
en gij zult over eene oneindige Verfcheidenheid
verwoiiderd ftaan, en welligt dan
j E z u s gezegde herinneren: iat Salomo in
alle zijne heerlijkheid niet is bekleed geweest
ah een van de leiten des„ velds. M a t t k .
- VI. 29. Hou dus het öog op allen, die
glj ontmoet, en bezie de kleinen met het
Microscoop,. dan zeker zult gij meer fchoonheden
vernemen, dan de Koningin van s che -
gA aan s a lomo.’s hof befchouwde.
V, Eil
Y ER SCH E ipEN H » d e r BLOEMEN. 4-H
V. En als ik eens iiitlandfche of meer
vreemde Bloemen hier bij mag zien?
A. Laat mij terftond hier uw oog verlustigen
op de A f beelding van eene der
fchoonfte Bloemen , oorfpronkelijk op „ de '
Kaap de Goede Hoop te huis behoorende,
cn voor ’t eerst in 1805 gebloeid hebbende
in den beroemden Bloemtuin van de Heeren
©r o z e n e r a n t z en zonen, buiten Haarlem
gelegen» Zie daar de Amaryllis gigßn-
tea, op een derde verkleind, zob als de-
zglve in gezegden Tuin omtrent de helft
van October des Jaars 1805 gebloeid heeft.
Welk eene prächtige Bloemkroon, met 61
opene of nog geflotene Bloemen, van omtrent
23 duimen/hoogte, en ftaande op eene Sterig
van 22 duimen.
V . Ik ben over dezelve verrukt! Waar
zag mijn oog ooit fchooper Bloem? — Vergun
mij eenige oogenblikken om dezelve regt
te befchouwen ! ------
A. De Verfcheidenheid der geuren verdient
bij de Bloemen mede uwe opmerking.
Vele, wel is waar, inisfen dezelve, andere
rieken voor ons kwalijk; doch ook hier
ademt dit verfehil Wijsheid en Goedheid,
met even min alles aan eene Plant eigen te
vinden, en andere geheel vergeten te zien,
als wij bij de Dieren, eu in ’t bijzonder de
Vogelen, zulks reeds hebben opgemerkt.
H a #
fl'