
il
Ii
i ; m
X I j
l]
ken! ■— waarlijk in U hven, bewegen
wij ens p en zijn wij. H a n d . XVII, 28,
Zoo is dan de Ademhaling aan het op«
winden van een . Üurwerk gelijk; hierdoor
blijft o n s künftig Uurwerk aan den gang!
Neemt gij haren adem weg, zij fierven,
en zij .keeren weder m haren ftof. P s ;
CIV. ap. 7 Nu . zie ik , hoe dit letterlijk
waar is.” ,
A . Uwe verrukking over -dit allervoor-
treffelijkst ftuk verzekert mij, dat gij er Ü
verder mede bekend zult maken: want ik
heb het nu maar kort aangeftipt.
- V . Ik durf ‘ .:Wel onder . die voorwaarda
Uw Onderwijs verzoeken.
A. Zonder .ons . dan bij de . andere
Ingewanden, als de . Lever,' de .Milt,,, de
Nieren, enz. te- bepalen, kan ik niet voott
bij U nog op eéne bijzonderheid opmerk*
zaam te maken: dat, namelijk, de Almagtige
aan de bewerktuigde Ligchamen en
dus ook aan dat van den: Mensch, het \
wonderbaar, vermögen gefchonken heeft van
zich zelf te herftellen, wanneer door afilijting
, verminking of op eenige andere
■wijze. eenige ongefteldheid in dezelve ontftaan
is, AVaar is de Kunftenaar, die
een, zich z.df herftellend, AVerktuig kan
xnaken?
V , AVaarlijl? zulk eene HerfteUingskracht
is
is verwonderlijk! Kan de Slaap ook niet
alzoo , befchouwd worden ?
, A. Zekerlijk. Op' älle infpanning Volgt
Verflapping, en wanneer dan het Ligchaam
door den arbeid van den - dag vermoeid
eri verzwakt i s , fchenkt oris de lieve Slaap
weer vernieuwde krachten.
V . Na zoo veel van het Menfchelijke
Ligchaam gehoord te hebben, wenschte ik
ook iets van de Ziel te Weten?
A . AVij kunnen ook het Huis niet befchouwen
zonder tevens op deszelfs nog
voortreffelijker Bewoner ' te, letten; doch al-
hoewel - onze Ziel ons wezen eigenlijk uit-
maakt, zijn wij echter van derzelver natuur
en vereeniging met het, Ligchaam nog bijs-
ter onkundig.
V- Van waar komt dit?
A . De Ziel is geen voorwerp van Zin-
tuigelijke bevatting, daar zij een onftoffelijk
wezen i s ; wij kennen' haar flechts uit hare
werking. 7 '
V , AVat weten wij dan van haar?
A . Dat zij het vermögen heeft van over
alles te denken ; afwezige dingen zieh kan
vertegenwoordigen; van voorledene geheuge*
pis hebben; toekomende vooruitzien; van
66n gefcheiden zaken zamen voegen ; verbondene
dingen fcheiden; over alles redeneren, oor-
deelen en befluiten daaruit trekken; dat zij
door
I t ' '
II