
Si6 SPRINKHAAN. KREKEL.
V. Hoe veeL verfchiit van ’t zelve de
langgebeende Sprinkhaan, die daar fpringt'
cn maar zes Pooten heeft!
A , Hit Diertje doet niet minder, dan de
Vloo, verwonderlijk groote Sprongen, als
wel tweehondgrd malen hooger, of verder,
dan^ de hoogte zijns Ligchaams bedragende,
en ,'is algemeen . zeer wonderbaar bewerktuigd.
Wij hebben in ons Afcderland onderfcheidene
foorten, en fomwijlen , doch zeer zeldzaam ,
komen er andere uit yreemde Landen over,
■gelijk er in 1748 nit Tartarije,' Polen en.,
Duitschland; vele overkwaroen, die, tot in
Engeland, trokken , en, in gezegde Kijken
groote verwoestingen aanrigteden. Gij zult
vesl zaach op den akker uitbrengen, maar
zuh wetntg inzamekn,. warn'de Sprtnkhaatt
zal h verteren. D RUT. XXVIII. 38.
V. Dit ftelt ons de verwoestingen voor
die de Sprinkhanen in het Oosten veroor-
zaakten !
A . Gij moet ,nu ook den Krekel leeren
kennen, die, als,het voorjaar aankomt, ons
de fraaije dagen bezingt. , Al wat aan dir
Diertje is , moet U. bekoren., ’t Verbazend
aantal Oogen ; het met lijsten veriierdc
Borstftuk; de. Buik van ’t Mannetje. (want
het Wijfje zingt niet) tot den zang bijzonder
gevorihd ; . dc. Boor aan ft acbteremde
Vän ft Wijfje, waar mede het kleine takjes
door*
VELD- ER HUISKRIEK, KEVEKS» 317:
doorboort , 9 en in d ie gaatjbs de Eitjes legt,
de daar uit komende Rupsjes, voorzien met
zes Pooten, gebtuikende het eerfte paarwoor
eene honweel of fpade, om voor zieh een
. a t in de aarde te m a k e n , w a a r m Y e Rups
kruipt , en er een jaar lang bhjft,
waarna zij er uitkomt, zich aan een Boom
hecht en cen Krekel wordt; wat dunkt^U
van dit Maakfel, van den Zang dezes Va-
ders, van de_ Zorg dezer M o e d e r , van de
Hnndigheid dezes Kinds?
• V . Zijn er meer zulke Diertjes.,
a'. Naast bij dc Sprinkhanen en Krekels
komen dt Veld- ax Huhkrieken. De laatfte
zult gij aantreffen bn hooren achter de pvens
S onL Bakkers en achter de Haardfteden
onzer Landlieden, v rijm o e d ig by alle geraas
doorzingende, terwijl de Veldkriek het hcht
fchuwt en op het minfte gerucht zwygt. ^ _
V . Zie daar, zoo ik meen, een kkm
T o r r e t j c . op eeil Lelie blad! _
A . Van zulke met Dekfehilden voorziene
Dier’tjes zijn er vele foorten, die Torren
of Kevert genoemd worden. Sommige Dekfchilden
zijn g i t z w a r t , andere v onderfcheiden
groen, rood, blaauw, goudldeung,
gevlakt, geribd, onder welke. zoo verfchi-
lend gekleurde fchilden de twee paar VIeugelen
net opgevouwen liggen. Deze Oe^
ft
I iu
I 1
Jii