
■-J.i-'l"
f i .
m E B B E EN V L O E D »
Vooral Vlisfingen in den nadht tusfchen. den
Veertiendeit en Vijftienden Januarij van dit jaar,;.
1808, getroffen hebben, zijn nog in leven-,
dig aaridenken!
A . Zulke verfchrikkelijke gebeurtenisfen
leeren ons onze afhankelijkheid van eene hoo*'
gere Magt, zoo wel als de voor ons Vader«
land zoo gelukkig plaats gehad hebbende uit«,
zonderirtgen van den gewonen Ebbe en Vloed«
tijd in 1672, toen eene ongewone Ebbe vaft
12 uren het Landen van de Vijandelijke En«
gelfche vloot bij Texel belette; en iri 1775
en 1 7 7 6 , ' wanneer vreesfelijke Stormeri ons:
Vaderland door de hooggaande Zee den on«
dergang dreigden, doch welke , door den . te?
rug blijvenden Vloed op den gewonen tgd;
genadig werd afgekeerd.
V. Met vrolijker harten kiinnert wij aan*
deze gebeurtenisfen denken. Doch zeg mij
n u , of de vaste Wet der geregelde Ebbe en.
Vloed ons altoosdurende dienften doet ?
A . Niet alleen altoosdurende, maar ook
allergewigtigfle. Ebbe en Vloed is eene der
voornaamfte oorzaken van de beweging der
Z ee, ¿n daardoor van derzelver zuivere bewaring.
Zeewater in rust gaat fpoedig tot eene
vreesfelijke verrotting over, doch door de beweging
blijft het hiervoor bewaard. Boven-.
dien trekt de Scheepvaart en de* Koophan-
. dei
Z Ö Ü T DER Z E Ë ; ■145,
Hei uit der Zeeën Ebbe en Vloed gewigtige
dienften; ;
V ; Waar toe is de Zee zoo gi'oot?
, A . Dm dat zij het Spoelwater vari, de
groote huishouding der Natuur moest zijn,
waarvan door uitdamping eene , genoegzame
hoeveelheid over des Aardbols drooge Öpper«
ylakté tot drenking van Planten en Diereii
en.wegnemirig van alle onreinheden verfpreid
worden moest. Bij eene minder groote Uit-
gebreidheid 2011 bet Aärdrijk minder Regeii
ontvangen, en dus zelfà minder Schepfelen
kunnen öndefhOudeni
V ; Ik verwonder mij dät de Zee álié dé
Onreinheden der Aarde kan iiizwelgen, ¿onder
te befmetteri!
Ai De Almagtige beeft voof niets in zijne
grooté Huishouding meer gezorgd, dän voöf
bederf; Hiertoe deed hij de Wäteren iii eené
áltoós durende beweging zijn; en maakte dé
Zeeën Z o u t, op dat zij daardoor alle öti-
feinheden des fe eerder ttiogteri ontbindeh;
Want veel Zout houdt de öntbiilding tegen ^
hiaäf weinig bevdrdert dezelve grootelijks;
V; Dus verliest rdan de Zee heftendig
door uitwafeming, eri ontvangt Wecf *doof
inftroonieilde Riviefen?
A; Zoö iS het! Alle de heken gaan in
de zee . en nogtans wordt de zee niet vol,
pREDi I; 7; Er is eri blijft eene gédufigé
K bm