
G e l a a t ;
gr'oot üüt als tot groo'te fchooiihèid, daar' zi|
eten ver zijn geplaatst van liet midden des'
Ligchaams, en de enkelen, de Neus, de
Morid en Kin juist in het midderi ftaan...
De Oogéri zijn net zoo gepiaatàt, dat eeii
cirkél over het Aangezigt getrokken, ’t iiit-
ftekendfte deel van dezelven even zon raken;
zij ftaan bôk op de regte plants ôln de groot-'
fte iiitgebfeidheid te kunnen overzien. De
Handen çn Armen zijn bij den' Mensch niet
verordend oîn het Ligchaam te onderfteuneff
of te dragen, maar zij zijn tôt den zwaarfteit
en tot den fijnften arbeid gefchikt, en voeren
de bevelen der Ziel uiti Sterke uitpuilend©
Spieren , breede ScboudCrs, zware Leden doen
den tot den arbeid vcrerdenden Man van dd
zachtere, rondfere, teederer Vrouw, de fchoon-
fte bloem der Schepping, genlakfcelijk onder-’
fcheiden.
y . Plet Gelaat öpenbaart ook zeker dît
verfehil ?
' A . Het deftig edel Geläat met zulké
grootfche helclhaftige trekken in Mannen, met
zoo fijne, zachte, teedere in Vrouwen, doet
ons mede -den Man in meerder kracht en
grooter . ondernemingen, en de Vrouw als zij-i
ue bekoorlijke wederhelft , die met lieve
lachjes en teedere liefkozirigen’ hem den moei*
jelijkften arbeid verzoet, erkennen.
V. Kare
fe
f-X'
G E L A A T k ÜNDE. h o o f d »
, .Vi Kan ik ook niet uit de trekken vati
’¡jet Gelaat . den Äard en Inborst der Menfchen
leeren kennen?
A . . De.neigingen, aan welken wij - ons
overgeven, worden . dikwerf • op . het Gelaat
uitgedrukt, en zoo onderkennen wij gemakkelijk
den yergenoegden en rüstigen Man, om
wien het rondom Hemel is , vän den onver-
genoegden, neeriiagtigen o f . fehraapzuchtigen 5
en ZOO ook in andere geaardheden.
,, V . Zoo wij'' dan nu tot de bijzondere Le*
den zullen overgaan, zoo laat ons met het
ijoofd; beginnen!, ’
A . Zoo gij ;w ilt, ik zai U gaarne voK
doen. Laat ik beginnen met ¿e. Herfenen,
een aanzienlijk Ingewand, bij den Mensch
grooter dan bij eenig ander Dier, zoo dat
een Mensch van 100 ponden wel vier pond
Herfenen heeft, daar een Os., van 8 of 900
ponden niet meer dan ¿¿n pond heeft. Meii
heeft waargenomen, dat het mergachtig wezen
van de Herfenen bij dolle en waanzinnigä
■jdenfchen altoos bij den dood veel minder is
hevonden , dan bij dezulken, welke huu
volle verftand hebben gehad.
V . Dus zegt' men dan -te regt vari de«
yerftandigen, dat hij goede Herfenen heeft!
A. Fioe uitmuntend is ook dit algemeen
gewaarwordingswerktuig beveiligd , daar eene
dikke, beenige, fterke fchaal, de Herfenpan-.^
' ö ■ ' ' ' ge-'
;