
P L A N E T E N . Z O N N E S T E L S E E . i f
)[!•
i l
V . Waàrlijk het Licht voert onS tôt
Plem, die in het licht woont. — Verguh
îîiij nôg eene vraag: bevvijst de Zon alleeq
àan ons deze dienften ? >
A. Neen, men kent thans iveds tien Pla-
îleten, gelÿk onze Aarde, en achttien Manen,
of Bij planeren, gelijk onze Maan, die aile om de
Zon wcntelen, en door dezelve verlieht worden.
V . Ei noem dezelve eens in orde op?
A . ‘De Almagtige heeft digtst bij de Zon
Mercurim geplaatst ; vervolgens Venus ;
daarna onze Harde-, dan Mars- hierna Cirer
; Pallas ; Juno ; Jupiter ; Saturnus en
eindelljk Uranus. Deze zijn de tien, thans
wel bekende, Ploofdplaneten, die van achttieo
kleineren vergezeld zijn.
V . Heeft men altijd zoo vele geltend?
A . Neen. In 1781 ontdekte h e r c h e i ,
Uranus; in i8oi nam p i a z z i Ceres waar;
drie tnaanden later in dat zelfde jaar o l -
BE RS Pallas; en in 1804 ontdekte h a r -
DING de Planeet yuno. ,\
V . Hoe rijk, zijn dus de faatfte jaren in
Sterrekiuicüge ontdekkingen gcwcest ; cn wie
zal ons zeggen, of er nog niet meer Planeten
tot ons Zonneilelfel behooren ?
' A. Dit is alzins waarfcliijnlijk, en dus
ziet gij hier uit, hoe bij naauwkeuriger onderzoek
zieh de Schepping uitbreidt, en de
Grootheid van God opqnbaaf wordc. '
‘ ' V . Ik
Y - Üt bid U , dee mij ons Zonneilelfel.
mder kennen?
A . Ik -bied G ten dien einde deze Afbeel-
Aing van' ons Zonneilelfel aan, waar in gij
volgens den onderfcheidenen afiland de tiea
Planeten met hare Wächters in hare loopkiin-
gen om de .Zon ziet voorgeileld, waarbij O
-de ongelijke .Zonsnabijheid, door aphelnm en
perihelium uitgedrukt, van zelfs zal onder t
oog valleft. Verder vindr gij hier eene
fchaal voor den .afiland der Planeten van de
•Zon, en bepaaldelijk die van ieder opgege-
ven; lager de omloopstijden der Planeten ora
de .Zon; en eindelijk aan de andere zijde,
. hoven en heneden, de grootte der Zon en der
Planeten. ' DeZe A f beelding :?al U overvioedL
ge ilof tot nadenken opleveten, terwijl gij
fiiet zult kunnen nalaten fchier oteral hier
* it te röepen: Hoe groot zijn uwe werken 3
■0 Heere! gij hebt ze alle met wijsheid ge<
maakt. P s . CIV. 24.
' V.. :Doe mij dan onze Aardbol wat nader
kennen ?
A. Deze Planeet, welke wij bewonen, is
án middellijn 1720 mijlen lang, in omtrek
5400; en de geheele Oppervlakte bedraagt 9
«liliioenen Vierkante mijlen. Eene aanzienlij-
icé .Srofklomp voorzeker, waarop zoo velé
millioenen Schepfelen wonen. De morgen-,
[fierren, de verhevenile redelijke Wezens, zon