
4a d a m p k r i n g ;
Lucht geen Vuur branden. En wij en andere
Dieren moeten de Lucht in-en uit ademen, om
dat de Lncht aan ons bloed warmte en prik-,
kelbaarheid moet mededeelen, en hetzelve van
onnutte en fchadelijke deelen bevrijden. Daarom
kunnen wij even min buiten-de Lucht le-.
veil als een Vuur biiiten de Lucht kan branden.
" . .
V . Ploe vele wonderbare eigenfchappen
heeft de Lucht, > aan vyelke ik te voren nimmer
gedacht heb!
A . Ik heb ü , in dezen nog flechts zeer
xweinig. gezegd , weslialve ik u aanrade, om
U in 'het vervolg met de woiiderbare eigenfchappen
der Lucht nader bekend te maken.
I De Lueht , is het eerfie en noodzake-
lijkfie levensvoedfel. Gij geeft het leven, den
adern en alle dingen. H a n d . XVII. 25.
.Neemt Gij baren adern weg, zij ßerven en
keeren weder tot hären ft of. P s . C IV . 29.
V . - Waarom noemt men de Lucht een
Dampkring ?
A . De L u ch t, die z ich : rondom onzen
Aardbol als eén’ Kring tot eene aanzienlijke
hoogte uitftrekt, bevat en draagt de Dampen,
die van den Aardbol opklimmen. Hij doet
dampen opklimmen van het einde der aarde,
P s . ' CXXXV. 7, Hij trekt de^ druppelen der
wateren op , die den regen na zijnen. damp
mtgkten, J o b XXXVI. 27,
'" ' ■ ■ -V , WaaE
“:;S
W O L K E N .
V. : Waardoor ■ wafemt het: Water weg,
en klimmen de Dampen op?
A. . Voornamelijk door de. warmte der Zon
en de beweging der Lucht. - Gij weet immers ,
dat Zon en Wind, fterk . droogen! ' •
- V. Waar blijven alle die Dampen ?
. A. De Lucht kan zeer .veel Water onzigtbaar
ophouden; anders..wordci^de Dampen
tot zeer kleine Waterbelletjes gebragt , die
rondom elleander in de ■ Lucht drijven, en welke
wij Wolken noemen, zoo wij ze hoog in
de Lucht zien; doch Nevel en M is t, zoo
zij' laag.' biji onzen Aardbol iplaats hebben.
' V . Dus maken dan . de in de Lucht opge-
klommene'Dampen , die bewölkte, droevige
dagen , in welke wij .dikwijls .de -Zon niet
eens te zien krijgen! .
A. Dikwijls geven de Wolken aan het Uitfpanfel
een eentoonig , graauw. aanzien , dat
ons niet veel' bekoort; maar hoe dikwijls,
daarentegen , verfieren de W o lk en , door
verfclieidenheid van gedaante en kleur, en fora-
tijds zelfs door eene toevallige regelmatigheid,
het Uitfpanfel; bijzonder des morgens en des
avonds, wanneer zij door. de Stralen van de
opkomende of “ondergaande Zon zoo fchoon :
gekleurd, en prächtig verfierd worden.:.;. Nu
eens drijven. zij langzaam, dan fnel voort,
dikwijls met eene ongelijke fnelheid en in on-
devfcheidene rigtingen , naar zij zich hoog
a C 5 « bo-
..jH
l;r-, ttl-,
i'i iiiri