
•I ’V O O R T R E F F E L I J K H E ID
íeiE Van het eene is nooit te veel en vas
|iet andere is nooit te weinig. Een verbro-
feq eyenwigt wordt door de inrigtingen vaq
Oqd iq de Natmir, ook wederom herfteld, en
ilí h§t niidden van fchijnbare wanorde is de
.^hopnffe hanqoijie en Qvereenfteramiug.
V . Gij wekt inijnen weetlust op; docfí
zeg mij 3 hoe is dq Natuup fpaarzaam in
anjddejen en rijk in gevolgen ?
At De waarheid hiervan zult gij met ver?
wqndering pveral bevestigd vinden. Denk
fiens, Roa doc,,- da rtironrt-pIrrn.t-Et Jcu loop
4er hemelfche }igchamen, ook van onzen aard-
b o l, bepaald wordt, hoe door dezen loop
# I afwisfelingen van dag eq nacht en jaarge-
tijden worden voortgebragt, hqe door dezp
afwisfelingen geheel de aardbpl vol leven en
|)e]vegjng is , planten groeijen, dieren leven;
fn hoe yerbazend veel uitwerkfelen hebt gij
• |lan niet door één middel? Zoo in alies.
V.- Zoo is dan de wereld een prqnkftuk'
des Scheppers alvermc^en!
Ar Gij hebt gelijk. Ii] het kleiiide en
|n het grootííe, in het minfte e n ' in het
meeste »ult gij volmaaktheden van des-
ZeEs Schepper vinden , zoo gij zijne werkea
ivilt qndefzoeken en leeren kennen,
V . Vinden wij dan niets onvolkomens ?
A . Kan het w?rk- van deq magtig-
. ílen.
D E R S C H E P P IN G , ^
fien , wijSten en iiefderijkfl;en iets onvolkp-
mens hebben? — Wij zijn op verre na niet
in ftaat om ’alles door te zien; doch zoo veel
:gls ■vv'ij kennen, vertoont niets, dan vol-
maaktheid, en hieruit mögen wij- mede zeker
befluiten, dat het- geen wjj .nqg niet. hebben
kunnen doorzien , ook eens bevonden zal
worden even volmaakt te zijn,
V . Zoo oyertreft dan het werk van God
veel het werk van menfchen?
A. Met des menfchen künftigen arbeid te
bßwond.cren ^ Clcii “'QcliCpper
loven, die den mensch boven alle andere
fchepfelen met ziüke uitftekende Vermögens
heeft willen begunftigen, Maar hoe oneindig
veel verfchiit altoos een menfcheiijk werk,
dat fteeds onvolkomen i§ , van het werk yan
God', waaraan nooit iets ontbreekt, Hoe
iiaauwkeuriger gij des Scbeppers werk onder-
zoekt, des te meey ila^i gü oyer al het
künftige , dp.e|matige, fchoone en nuttige
verwonderd, „ God maakte alles zoo fchoon,
3, als o f de fqhoonheid, en tevens alles zoo
3, nijttig, als of de niittigEeid zijn eenigfte
33 doelwit gewees^ - warei” ‘ Ilde’““ grbotsch
drukt zieh M o z E s over de fchepping van
God u it: En G o d z a g a l wat Hij gemaakt
h a d , en z k t h e t w a s z e e r g o s d '. G e n e s ,
¥• 31*
As v.ik