
Í)§éíi. évêti ffiiñ * als fcij daáfdobf gebféfe àâfi
Vleesch krijgetl, , hebben wij het Ook aaá
Visfchen, daài* ¿ij géènsziiis alle ©p den zelf*
déñ tijd in ! dien ftaat verkeefènl Wij Véf*
krijgen barde ' Schollen, om met aáílgéña*
me ontbindende Zuringfáufen * hiet verfehl
Groenten, en ■ önder behodrlijke Ligcháamsbe-
weging ons~ töt een gezond voedfei tö' ver*
ftrekken._. Mett „diseht -öp” onze , tafels de fij-
tte )Tbngen, den finakelijken Baars* de barde
Tarbot en de zwarê Heilbot, als dl
geWeldigfte Hitte ons overvalf. D l nieufcl
Sehllvisch-met/de Bot volgt of verzelt hefi
in den aanväng.van September; na dat di
ÉÓÓ fmakelijke als gezonde Häring, die dl
maag eit ingewanden dnot- de verkfegeni
ziltigheid zoö uitnemend van galftoffen zui-
vert, van verre uit de Noordzee bns töege*
bragt, aan armen en rijken tevordt aarigebd*
den©! Vervolgens legt men de lekkere Ans*'
jövisfehen in, eh de harde, Garnalen verkoopt
metí den geheelen Zomer- doof. De Harin*
gen in onze Zuiderzee ingetrokken en daar-
Vet gewofdeh, worden . bij millioenen gevangen
en in onze Bokkinghangen hard gerookt;/
Geheele fcholen van lekkere Spieringen zfcie-
ren in het vooijaar in onZe Zeeën Om» Dé
Steuren, Zalmen en Elften , bij-het aánnáde*
ren van den Zoffler met de Schollen aange*’-
komen, leveren, wanneer men ze ’smiddags'
verseh ,
•verseh , o f vobr 'den avond maaltijd gerookt .^
opdischt, een zeer fmakelijk geregt. Zie fe"
daar, hoe het ’ geheele jaar door de Wateren
öns een overvloed en rijke verfcheidenheid van
Visch opleveren!
V . Zelden of .: nooit, ik erken het, letten
wij op dit verwonderlijk heloop der Goddelijke
zorgen !.. «
A . Niet alleen zijn het de Wateten in on*. ,
ze*'nabijheid, maar zelfs van verre Zeeën trekt
men in dezen ook groote voordeelen; denk
aan de Trdan ' en de Baieinen van den Wal*
Visch, aan de • gedroogde Stok- bf Klipvisch,
àan de ihgezouten Labberdaan.
V . Hoedanig is de eerstgenoemde Visch?
A . Hij Jsl iita--jrittttift©A.c.herfpljvan_all€ii*
wej van meer, dan loo-voeten lengte en honderd
duizend ponden - zwaarte. ' - De Kop be*
draagt wel het derde gedeelte des diers. Hij
heeft Longen -,'geiijk de Landdieren, moet duS
van tijd tot tijd ter ademhaling boven komeu,
èn het Wijfje • brengt twee ' levendige jongen
voort, welke zij ook zoogt, zoo dat dl
Walvisch eigenlijk niet onder de Visfchen,
maar önder de Zoogdieren •behoort. Bij een
verfchrikkelijk wijden , doch ongewapenden
Bek heeft hij eene naauwe Keel, en voedt zich
dus alleen met kleine Vischjes, doch welke
hij ook bij tonnen vol te’ gelijk kan opnemen, '
tit hem overvloedig Spek geven, waardoor' hij
' in
I H
vlll