
BOK; G E I T . Z WI JN.
Vleesch, V e t, Darmen tot fuaren, W o l .
Vel van den grootften dienst zijn.-
V . Wat komt naast bij het Schaap?
A. De Bok en de Geh met en zonder Ho-
yens, die door aardige fprongen, voorai in
hunne jeiigd, ons yermaken, en veel meer,
dan het Schaap, van hunnen oorfpronkelijk
wilden ftaat hebben' overgehonden, ' zoo dat
zij zich beter zelf kunnen redden, en in flo ten
, klimmen, loopen j fp r iiig en ' huppelen
eenen levendigen aard vertoonen.’ De Melk
der -Geiten voedt op eene uitnemende wijze
de zwakke kranken,ien geneest him fomwijlen;
ook levert de Melk goede Kaas; het
Vleesch der jongen is yeer maisch enTekker;
de Vacht kan men tot grof pelswerk laten
bereiden; yaii de Ongel- giet men; de hardfte
en beste kaarfen, yan het Vel bereidt men
|eer. Is daU ook dit Dier niet zeer nuttig?
V . Ik zal dit toegevcn; doch zoo veel fraais
zult gij mij zeker van het Zwijn, ’t welk zicft
daar in het ilijk ligt te ’ wentelen, niet zeggen.
A . Op de Veluwe, en zeldzaam ook iy
Drenthe ymdt men wilde Zwijnen, die voo/
eene uitgezochte fpijfegehouden worden, docli
yeel wilder, woester en verfcheurender dan de
daarvan lierkomftige nu tamme Varkens zijn.
Zij zijn tot het wroeten in den‘grond , om
wornien en wortelgewasfen op te doen, yeror.
¿end 3 doch ’t welk men him veel al door een
ijzer-
Z AV IJ N.
tjzerdraad voor in dey fnuit vast te draaijen,
belet. In domlieid , luiheid, koppighdd,
Aoch wooral in gulzigheid: en morfigheid
'.overtreffen , zij alie .andere Dieren, ' In ílijk
en modder verkeeren zij het liefst; flaan met
graagte alien afval binnen, en fchijnen alleen te
leven om te eten ,en lui-, morfig neér te iiggen.
V . AVaarom fchiep God Yulk een onreia
Dier, dat hij den Joden verhbod te eten.?
A. Kon niet die fpijze der Joden
fteid in het fieete Oosten nadeelig en hier in
het Noordea de onze voordeelig zijn ? AVelIc
-een uitftekend nut brengt toch het Zwijn na
zijnen dood niet aan, daar deszelfs fpek eem
'ZOO algemeen voedfei voor den zwaar arbeitenden
; Handwerksman i s e n deze ‘ Dieren
yruchtbaarder, dan eenige ändere van hunne
■grootte zijn, daar zij tot -aan de twintig
•zeugen ter eener dfagt kunnen voortbrengen,
;en den derden, yierden dag, na dat zij ge-
•worpen: hebben , weder hitfig zijn.' Gij
, weet, hoe het Haar der Varkens ons tot
fchuijers, borñels, kwasten verftrekt. •— Zie
daar U iets .van onze tamme Huisdieren ge-
•zegd, gij kunt z e zelf nader leeren kennen,
daar zij U fteeds voor oogen zijn. Nu kunnen
wij tof de wilde Dieren overgaan.
V . Zoo nabij uW Landhuis znllen zich
geene wilde' Dieren ophouden?
; A . : L.iat ons dan eene groote waiideüng
N 4 doeil
X il
II i!"
Ifir
tí?