
ñmif
in een’ Zeelt
Baars
*— — Bot
^ - Snoekje
383252 eitje?,
28323 — -
133407 -—
25800 -----
Laat nu hierop uwe verwondering voortdu?
ren! God zeide, dat de wateren overvloedigt
Jijk voorthrengen een gewmel van levendige
Stielen, G e n e s . I. zq-,--.:- , „ ..
V , Jk' bewohdere datj de fehoone Even«
redigheid tusfchen winst en verlies; doefi
waartoe leeft hier het eene Dier yan het
andere, waarom is in de Wateren alles y§ra
fcheurend en verilindend?
; Zop ooit, dän hebt gij hier de/on-
.eindige Wijsheid van deq Schepper te be-
lygndei-en., ln » de ' Wateren moestenr geene
Dieren den natuurlijken dood des ouderdomg
algemeen llerven, op dat dezelve niet in
poelen van bederf en verrotting veränderen
pogten; om dit dan te voorkomen, deed
fle Almagtige den eenen Visch van den ande-;
ren„ leven, zoo dat men zeggen kan, dat
gij in elkanders ingewanden begraven Wor-;
•den, en geene verrotting aanbrengen, die van
Z O O , vele millioenen grootere en kleinere
Schepfelep de fchroomeUjklle gevolgeii ppest
hebben,
' ,V- Q rioe geheel apders zie ik nu deze
in! Jk nieende iets pnvolkwnens
tt vinden en ik moet de grootfte Volmaakt-
beid bewonderen; r - ik, vreesde onbarmh.ar«t
tiglieid, -waar de hoogfte Liefde i s . ,
A . Zoo kan alleen onkunde iets in het
werk van den Schepper bedillen, , Ook is elke
Visch uitnemend uitgerust om zijne v prooi te
bemagtigen, als hebbende^ vele daar toe niet
alleen eene verbazende kracht , ontzet»
tende fnelheid, en verfchrikkelijke tanden,
maar kunnende ook van zeldzame middelen
gebruik maken ; b. v. de Sidder- ■
visfchen, die met eenen electrieken fchok
hunne prooi bedwelmen, de Hengelaars, die
met hunne lange baarddraden hengefen, ds
langfnuitige Bandvisch die met een mond
.vol Water de Infecten van de bladen fp u it ,'
d i e / b o v e n T i e r W ä t m T o a n ' p i f e ™ “ ^ '■
V . Op welk eene verwonderiijke - wijz«
verzadigt de Almagtige, al wat er leeft!- ■
A . Ik ga verder. Vele Visfchen vefane..
deren“ook‘ op gezette tijden van plaats,- geiijk
Kabelj,aäuwen, Schelvisfchen, Scholien*
Scharren, Tongen, Spieringen, doch voornamelijk
de Häringen, die niet fteeds op dezelfde
plaats in-de Noordzee gevonden worden,
of in onze Zuiderzee zich ophouden;
en de Steuren en Zalmen die nu eens onze
Rivieren op- daii weder afzwemmen. De
Ealmen zwemmen, gelijk de Ganzen in eenen
driehoek, als zij dik en vet .zijn, inet def
t 4 Steu»
Iii i i i
f. i ' ■' ■
I M