
R I V I E R E N ,
lis
¿én Briel: Mar de, Zee, trekken, ■ — ': DeSchel- ‘
de is de derde'Rivier, die uit.Pikardie komt,
en VQorbij Bergen op den Zoom in de
Zeeiiwfche" Stroomen ftort, . Behalve deze
drie groote Rivieren, diq nit andere Rijken
haren oorfprong nemen, . ontfpringen er in
pns Yaderland z e lf, Zeeland en NoordlioR
land , uitgezonderd, vele andere kleine Rivieren
; terwijl - daar' en boven hetzelve
meer dan eenig ander Land ' met gegravene
Vaarten, tot een niet minder, groot nut,
doorfneden is.
. Y , 'Waartoe dienen dan de Rivierep?
A . - Hebt. g ij: reeds * vergeten, wat ik zoo
even van den wijzen omloop in' de Natuur
gezegd heb? -Het. was niet genoeg, dat de
ie e e ii het grootfte . gedeeltq van dezen., Aardbol
befloegen, maar het Water moest ook,
even als de vochten in het Dierlijk ligchaam,
pveral worden rondgevoerd, ’t weik mi zoa
zegenrijk door de grootere en kleinere Ri^
vieren gefchiedt; en hoe gelukkig rekent,men
.het Land niet, inzonderheid zoo het in den
Eoophandel 'een vo órname bron van beftaan
heeft, gelijk het onze,. wanneer het mqt
Rivieren doorfneden is;- weik eene z.uiveiv
heid geven zij niet tevens aan de Steden door
welke zij ftroomen; hoe vele - Koren-, Olie-
' Papiermolens /brengen zij ijiet in
■ ... .. . ' "■ be-
R I V I E R E N .
beweging; weik eene vruchtbaarheid en rijk-
dom ziet men niet rondom hare bporden!
: V . Doordien de Rivieren van de ontdooi-
jende Sneeuw, en het AVater, dat menigvul-
dig op de Bergen w ait, ontftaan, zullen wij
zeker geene eigene Rivieren hebben, omdat
wij .geene hooge Bergen bezitten?
A . Zoo is het, wijl ons Vaderland de-
.laatften niet heeft,* misfen wij, ook de eerften.
Wij hebben echter verfeheiden kleine Stroomen,,
die hunnen oorfprong nemen uit AVa-
ter, d a f in Regen nefergevallen is , gelijk de
Linge, de Berkel, de Beerze, dt Bommel, de.
A a , dt Reefe , de Regge, de Fecht en andere./
V. Ploe Kronkelende loopen de Rivieren
fteeds vöortl
A . Geef aan eenig Water over eeiien
zacht hellenden grond een’ vrijen afloop, gij
zult zien,’ dat- het niet längs den kortften
weg , maar met vele Kronkelingen afftroomt;
gelijk zulks ook uit de Waterloopkundige
wetten, cn den meerderen of minderen te»
genftaiid en ongelijke hoogte van den grond
gemakkelijk verklaard kan worden," Doch gij
verlangt misfchien te weten, of zulks ook
nuttig is; bedenk dan, hoe het doel der Ri»
vieren niet is , om op de kortfte en gemakke-
iijkfte wijze het van de hoogst liggende" Landen
neerkomende Water we¿r in Zee te ftorten,
maar om er het meeste Land mede te bevoch»
K 4 tj'