
¿Sé DEELEN e n KLEUR d e r P L A N T E R
plantje, de bittere Radijs naast de zoete
Meloen, zoo levei't de Wijnílok het edélst
vervfolijkend Ndt en de Mannekop het ver-
doovend Heulfap op !
V i O welk eene Almagt, welk eene
Wijsheid openbaart zich ook hier, met zulke
krachten en eigenfchappen aan de Planten toe
te kennen. Höe fpaarzaam is de Schepper
im middelen en hoe rijk in gevolgen!
A . Alomme, waar wij de Schepping on*
derzoeken, vinden wij de Grootheid van den
Schepper, en de Landman heeft bij zijne eenvoudige
levenswijze en onfchuídige zeden
wel de beste gelegenheid om onder zijneri
zoo allernuttigften arbeid geduriglijk in dankbare
bewondering tot den Heer def Natunf
O p te klimmen.
V . Waarom hebben de Planten Worte*
len. Stammen, Takken, Bladeren, Bloemenj
Vruchten en Zaderi?
A . Deze deelen nlaken immers de Plam
ten uit, even gelijk bij de Diereri Hoofd,
Hals, Romp, Armen, Voeten, enz. het
biei- uitmaken^ én gelijk deze .deelen bij
het Dier tot zijne onderhouding en ter beant-
woording aan zijne beftemming noodig zijn,
heeft zulks even eens bij de Planten plaats.
V . Waarom is de , Kleur der Planten algemeen
groen, daar wij deze Kleur fchief
geheel bij het Dier niet vinden?
A . Daaf
B L A D E R E N . W O R T E L S . 351
A . Daar de Planten onze Velden zoudfitì
bedekken, moesten zij eene Kleur hebbén,
die voor het oog aangenaam en niet vef-
moeijend was , en welke Kleur was hier
voor beter, dàn de - groene gefchikt, daar
zij tevens in eene zoo groote verfcheidenheid
bij de Gewasfen plaats heeft, en dus nog
niets eentoonigs oplevert?
V , Ais ik deze Gewasfen aanzie, verwonder
ik mij. over den fchoonen Gkná
hunner Bladeren.
A . Deze Glans is een waar Vernis, o f
een regf verwonderlijk, fijn, glad, door-
íchljnend, glanzig, witachtig Vlies, dat de
vleefchige zelfftandigheid der Bladerea bedekt
en voor het „inwateren bij Regen ©ai Dauw
belet.
V . En waar toe dienen de Wortelen?
A . Zoo wel om de Plant of Boom
doen vastftaan in de Aarde, als om het
voedfei uit den Grond ofc te trekken en de
Plant toe te voeren?
V . Worden de Planten allem door de®
Grond gevoed?
A . Behalve dat vele Planten alleen i®
het Water, groeijen en daar gevoed worden,
trekken zij in het algemeen ook veel voedfe!
nit dé Lucht. De Bladeren zijn voornamelijk
beftemd qm voedende deelen uit dc
' Lucht op te nemeii, als waartoe z ij, meest
■
IL
' « ì 5
I
1^1 (iw ,|i