
tell, «!|
HI!'.
m A A L . G O U D V I S C H ,
- V . Meer ziilke Visfchen hebben- w y ' niet f
' A . Meer niet, dan de Meeraal, welke,
in een glas met Water gehouden, U voor
eenen Barometer- dienen kan, daar hij. hij on-
liuimig we^r onrustig wordt', doch ftil en
onbewegelijk ligt op den bodem van het glas,
zoo Tang het fraaije we¿r duurt. Mede wordt
hier de Prik oi Rivier-lamprei gevonden *
die zeven Liichtgi^es..,a a n elke zijde,.van het
hoofd of den hals heeft. De Gelderfche, die
men in Augustus omtrent de Schenkenfcham
vangt, houdt men beter, dan die men uit
Riga, - ingemaakt, ons toezendt.: Dit Vischje
- is een lokaas voor onze Visfchers om er
Kabeljaauw mede te vangen. De lekkere Foren,
het aangename Posje, de min geachte
B le i, de witte" Goof je s , en dc bruine wel
fmakende Grundels hebben wij mede overvloe-
dig in onze Wateren.
■ V . De Visfchen moeten echter in fchoonheid
voor de Vogelen wijken?
A . Gij zult van dit gevoelen terug komen,
wanneer ilt U de afheeldingen der treffend
fchoone Indifche Visfchen, en ook van
vele andere Wateren vertoone; en is ook niet
de Baars een fchoone Visch in onze Wateren?
Doch zie hier den Goudvisch van China, in
het jaar 1728 het eerst naar. Engeland, en
van'daar ook in ons Vaderland overgebragt,
,en nil door fterke vermenigvuldiging rijkelijk
. voor”
G O U D V ISCH .'
Voorhanden; kunt glj dezen luistervolle fchoonheid
ontzeggen ? '
V- Ik dacht aan den, mij in gedaante eit
kl«ar anders :bekenden,: Goudvisch niet; doch
. zeg , mij van dezen waarlijk fchoonen Visch
' iets meet ! . : ,
A, Deze : Visfchen ' hebben een zeer taal
leven; te,len_ in onze „Wateren fterk voort,
doch worden door Rcigers, Meeuwen en.andere
Roofvogels ligt verflonden, gelijk; ook
de Kikvorlchen hun fchaarfel eten, waardoor
. de anders zoo wenfchelijke vermeerdering in
onze» Wateren rgrootelijks- benadeeld wordt;
zij kunnen lang' in ; een glas , bij vernieuwing
van Water, ■ leven, toonen eenen gezelligen
aard te^ hebben jeB/jzfilik^KQiQLjaiendelijkheíá
vatbaar te Zijn. De jonge Vischjes zijn eerst,
groen van kleur, daarna worden zij zwart;
met één jaar begint de kleur te veränderen
en wordt geelachtig., terwijl vervolgens by de
meesten , h e t, goudgele en zilverwitte eindelijk
geboren wordt , ' daar eenigen .altijd zwart
blijven.
- V.,- Is het niet een gebrek in de Visfchen,
dat z ij, in alle tijden van het jaar, niet be-
kwaam ter fpijze zijn?
A. Dit is ook den Landdieren en den,
Vogelen eigen, ' namelijk in den.tijd, waarin
zij jongen dragen, zogen, broeden of ruijen,
en den Visfchen, wanneer zij knit; fchieten.;
Doch
!p>i
It s