
I 'f
13 s L E V E N S , D Um ZA AM H E lD ,
fen alle de verfchillende Ligchamen dezes-'
Aardbols voortgebragt worden ? ; .»
V . Hoe gefchiedt dif, Boe .gaat: dat toe^
leer mij die Grondfloffen kennen, doe mij)
z ie n ,‘ hoe er zoo veel, geheeE verfchillende-
Ligchamen uit ontftaan kunnen?
A. Uwe driftige begeerte om hiervan meer
te weten, doet mij vast verwachten, dat gij,
uit de Scheid- en Natuurkundige werken van,
onzen .-tijd die,- kennis . zult 1 opdoen, daar I het
ons te lang zou ophouden,, om U thans dir,
alles nader te verklären. Echter diene tot
opheldering dit eenvoudige vooibeeld. Glj
weet er zijn in de onderfcheidene Talen mil-
lioenen 'Woorden, .waarmede onderfcheidene
zaken of eigenfchappen worden uitgedrukt,.
en echter heeft men niet meer. dan 24 Let-.,
ters, door welke op zoo veel onderfcheidene?
wijzen zamen te voegen alle die verfehillende-
Woorden ontftaan.
V . , Deze Gelijkenis. geeft mij er waarlijk,,
eenig denkbeeld van., Vergun mij echter nog
eene bedenking. Die Letters kunnen nooit
door-zich zelven Woorden formeren?
, A . Ik prijs uwe opmerking.. Zoo zou'
ook in de Natuur alles blijven, dat het eens-
i s , zoo niet de Almagt de fiof aan de
wetten van eene verkiefelijke • aantrekking-
onderworpen had , waardoor nu . deze, dan
gene Gronddeeltjes zich vereenigen, en door;
' eene
LE.VENS DUURZAAMHEID. 1§3
Ä n e oneindige, - eh onophoudelijke afwisfe-
-ling de verfchillendfte Ligchamen voort-
■'fjrengen.
,5 V . Hoe verbazend Wonderbaar is dit
-niet! - 7 ' Ú , ,
A . Wat is niet Wonderbaar in de Wer-
• ken van God ? '
V . Waar kan men bet iangfte leven, cn
waar door de hoogfte jaren bereike'n?
A . Ik heb U gezegd, dat de Mensch
aver den geheelen Aardbol kau leven. De
gematigde Luchtftreken, en een leven, dat
■ het minst van de Natuur afWijkt, is voor
de Levensduurzaamheid het gunftigst. Niemand
kan ergens de wetten der Natuur on-
. geftraft: fchenden.' Wilt gij hiervan meer
weten, zoo lees en hérlées 'den voortreffe-
lijken HUFFLAND in zijne kmst om het
Menfcheiijk leven te verlengen.
V . ik bedank U voor iiwen raad, al
heeft hij ons van het pad afgebragt.
A . Wij zallen dan, om tot hetzelve weder
te keeren, overgaan tot het Sterven van den.
Mensch, ’t weik ook geenszins zoo' ongelijk
valt, als men in den eerften - opilag zoude
? denken. Men heeft ,er deze wet op ge-
Fondenr
In het liie jaar van het leven fterft 'e r ,,
I van 3 tot 5 Menfchen.
. . . I __ 2 5 -------------
I 3 ia
■ 7 :
X ) ix
i- :
r ? /