
j\ ill
b'Ö WEERLICHT, VUURBALLEN,
peA-flaande yadzigheld, eene inwendige ,,vr-^t,
heid en opgei-uimde vrolijkheid. , Doch
waartoe zou ik U die . treffende verandeiing
jjefchrijven, daar gij zelf d?ze zoo veel malen
zult ondervonden hebhen I
V , Ik ben voldaan , en zal .fteeds dit
grootsch eu zegenrijk Verfchijnfd in d e , Na»
tuur pi.et verrukking aanfchouwen, Zijn er
geen pieer vyrige Yerhevelingen ?
A . Gij kent het Weerlicht! men ondei>
icheid|: dat van den Blikfem,. wijl men er
iiooit Donder bij hoort. Het is waarfchijnlijk
eep uitftrQOmen. yuu de Electrieke ftoffe uit ,
qene zwaar geladene VVolk.
-y.- Nog meer hier van?
A . Men ziet ook fomtijds Vumhalhn of
brandende Klooten, zoo grpot als de Maan, en
200 yipt als de BUkfem, met ongemeene fnel-r
jieid uit de Bovenlucht vallen en in ftukken
41aande piet een’ grooten flag. Men weet van '
¿erzelyer .oorfprong nog niets met zekerheid,
en kan tot nqg toe niet voldqende verklären,
van waar die ijzerachtige Steenen herkomftig
zijn, dip als yuurkloQtpn uit de Lucht pp de
Aarde zijn neergevallen, en ip onderfchpidene
Natuurkupdige vgrzamelingen bewaard worden,
V , Deze Yuurballen pijn zeker zeldzgrrier,
¿an de vollende Sterren?
4 s Dat is zo o ; want eene yalleiide Ster, of
cepf
.^WAALLICHTJES, NOORDERL. jy
eene Ster yerfchieten, zoo als men gAvoonlijk
dit Luditverfchijnfel noemt, ziet men dikwijls
vele malen ini eenen nacht.
V . Van waar dit Verfchijnfel?
A- Ik behoef U, niet te zeggen, dat het een
Verfchijnfel in de hooge Gewesten van onzep
Dampkring is , en geenszips voor eene Ster,
. .sen Zon of'Aardbol,- zoo als toch de Sterren
. ^ijn, gehouden moet worden. Hpt ontftaat
zeker uit van zelf ontbrandende ftoffen, dock
Eoe,.en uit welke, weten wij nog niet.
i ,y>. De ß ip - en dwaallichtjes -zijn nader bij
¿len grond en zulien wp-welligt beter kunnep
icennen! •
, A. Dit is izop. Wanneer gij m,et een’ ftok
in modderige fiooten en grachten roert, ziet gij
wele ■Liichtbellen boven komen, Deze Lucht-
..bellen beftaan uitpene brandbare Lucht, die niet
alleen uit vnile Mfttercn» maar ook uit rottende '
Ligchamen oprijst en ligtelijk in brand raakt,
en hierdqor» worden de Hip.- en dwaallichtjes
en Stal'kaarfen voortgebragt. Wie- zou dus
voor een weinigje lichtende of braiidendq
Lvickt vreezen?
V . Waarvoor heb ik het Noofderlicht te
houden?
A. Dit ftaat met het Weerlicht in vele
opzigten gelijk. Koude en Nevel brengen hij
4 e Aspimten eene groote hoeveelheid van
.JElectripiftit ip de Lucjn voort, die niet doop
' D 5 he|
11