
0 P L I G T V A N O PM E R K IN G .:
' V , Dus prijst dati ook de Openbaring d<J
jcennis der Natuur aan?
- A . Behalve de uitdrukkelijke bevelen hebi
Ben wij de voorbeelden van m o z e s , j o b »
DAVID, j E S A i A , SAEOMo eil van J e -
2 US zelven, En hoe koij het anders, daar
de Natuur niet minder dan de Bijbel een
bo.:k van God is , waar in God tot ons
ijpreekt ?
V . Zoo gebiedt dan rede en godsdienst het
Dnderzoek der Natuur. Ik bid u dan^ geef
jnij hierin eenig onderwijs, öp dat % weteii
jnoge hoe de Natuur geileld is.
■ A, Gij dient dan in de eerfie plaats t0
weten, dat wij hier onder het woord Natuur
het werk van God, al het gefchapene, of de
fchepping verftaan, en dus hok de krachte»
en Vermögens, die God in zijne fchepfele»
gelegd heeft; hierom zegt men ook: de Natuur
brengt een- overvloed van fpijze voort,
ile Natuur doet dit of dat; en daar men er
dan door te kennen geeft, dat zulks door de
kvijze inrigting der fchepping gefchiedt, zoo
voert bet ons altoos öp tot den Schepper,
van Wien alle krachtbij en inrigtingen zijn
voortgekomen.
V . Wat zal ik bijzoftder uit de gefchape-
tie' werken van God leeren?
A . Gij zult er waarheid, grootheid, vol-
isaaktheid, evenredigheid, orde, overeenftemining;.
' N A T U U R D E R D IN G E N , f
sning, wijsheid, kunst, fchranderheid, doet
ciatigbeid, verfcheidenlieid , menigVuldigheid,
.nuttigheid, goedheid, beftendigheid en voor-
zienigheid in vinden; terwijl gij overal ver*
wonderd 2ult moeten zijn, dat de Natuur zo9
fpaarzaam is in middelen en zoo rijk in ge»
volgen. 1 ' ■
' V- Hoe veel noemt gij nidt op!
A . Weinig flechts ; want ,elke volmaaktfi
eigenfchap , waar voor het fchepfel vatbaar
3s, zult gij er ook in vinden; en hoe veel
mccr zou SK I» Una «ict. otsivefimciüveni
V . Kan een en ander voorbeeld mij zulk«
tiader toonen?
A . Gij zult in dit onderwijs overal dez6
gezegden bevestigd vinden; doch wilt gij
-lerflond eenig bewijs, denk dan eens aan het
onnoemlijk getal van fchepfelen, die öp dezen
aardbol leven, ftel u de trotfche gebeizten
v o o r -d ie zieh ver boven de wolken verhelfen,
den grooten Oceaan, waarin al het
vaste land nog als eilanden begrepen is , een
fterrenhemel, die in duizenden Jonkerende
lichten Gods eer verkondigt, en hoe vee^root-
heid vindr ,gij -daa in net' w e r l' van God
■Diet!
Welk eene orde en overeenftemming ont-
dekt gij alomme. Ieder plantje, ieder diertje
■heeft zijee vereischte plaats, zijne noodige dee-
Ä 4 kn.